Antonius zei dit duidelijk ter inleiding. Albert wist het trouwens en had er veel over gedacht. ‘Ook Sjouke, misschien!’ Padre Anthonius wachtte even.
‘Ik heb gedacht,’ vervolgde hij, ‘je meer op de voorgrond te schuiven dan strikt nodig is voor het tonen van de molen, je werkelijk geniaal werkstuk.’
Albert bloosde. Komt nu een oude fantasie tot levende werkelijkheid? Had hij niet zo gedroomd vroeger, en op deze manier met Sjouke gefantaseerd?
‘Zie je er tegen op, jongen?’
Vaderlijk en goedig klinkt de stem van de padre. Albert knikte instemmend, doch dacht: men moet het leven ook aandurven.
‘Ik heb zo op deze dingen gehoopt, lang geleden...’
‘Welneen! Slechts anderhalf jaar!’ Een glimlach en wat milde spot in de ogen. ‘Maar goed! Ik ben blij, dat ik je direct al toestond je haar te laten groeien.’
De abt keek zijn vrijgelatene met een zekere bewondering aan. ‘Nu kan ik makkelijker verder gaan.’ Hij stond op, greep de bel en liet een paar dringende geluiden horen. Een der monniken verscheen en de abt droeg hem op de burger Gerrit Egbertszoon uit Leeuwarden binnen te laten. Albert begreep er niets van.
De burger verscheen, maar met zijn knecht, en beiden droegen een aantal dozen. Tot Alberts grote verwondering bleken die de fraaist denkbare kledingstukken te bevatten: fluwelen wambuizen, met zijde gevoerd, sierlijke hemden met kanten kragen, nauwsluitende broeken van kostbaar laken, fijngeweven kuitkousen, terwijl uit andere dozen schoenen, baretten, gordelriemen van gekleurd leder en wat niet al te voorschijn kwamen.
Bepaald verlegen keek Albert toe en richtte telkens even