geloofden het niet eens. Díe? Welnee! Die rooie schrijver zou het wel wíllen! Tony stond immers op het meest aangrijpende kruispunt van de levenswegen. Ze was betrokken bij de geboorten. Altijd zo'n groot gebeuren. Vooral de jonge vaders en moeders zagen haar als een engel. Ze ademden verlicht als ze binnenkwam, met veel tact het bange moedertje geruststelde en de vader de raad gaf dat hij beter maar de kraamkamer kon uitgaan als hij zulke gezichten bleef trekken. In sommige huizen was ze al drie of vier keer geweest, altijd vol liefde en vriendelijkheid. En die zou zich dan zo vergaloppeerd hebben? Toch veel te wijs voor zulke dwaze dingen? De loco had er maar netjes een eind aan gemaakt. Aan de praatjes, maar ook aan de kans om te blijven roddelen. Het jacht van Tony's belager was gewoon verbannen.
Vroegop, haar vader, was een machtig man.
Burgemeester jhr. Mons van Genderen liep tegen zijn pensionering. Een zwakke man. Vaak ziek en eigenlijk nooit energiek genoeg om de belangen van Het Stadje te behartigen. Men liet hem begaan. Hij zou zijn tijd wel uitdienen zonder dat er ongelukken gebeurden. En bij Vroegop was Het Stadje in sterke handen. Men zag tegen hem op. Trouwens, zijn persoonlijk leven getuigde van benijdenswaardige wijsheid en wilskracht. Alleen zijn zoon! Ja, die Arie! Dat scheen niet zo best te gaan. Student! Een knappe kop, maar een losbol. Chieleke had, indertijd, zijn dochter de omgang met dat jongmens verboden. En dat wilde nogal wat zeggen, want de beide families waren als op elkaar aangewezen. De kerk zal er ook wel tussen gezeten hebben, want Vroegop hoorde tot de gezangenzingers in de Weverstraat. Maar dat zou zich wel geregeld hebben. Nee, met die Arie ging het niet best. En dan zou nu zijn dochter Tony ook de verkeerde weg opgaan? Uitgesloten! Zo'n degelijke meid! Maar anderen gaven elkaar een knipoog. Wat dat betreft, wist je het maar nooit met een jong meisje. Stille wateren...! Ze scheen Nelis Overwater niet te willen. Ook al weer zo'n onbegrijpelijke zaak: een knappe jonge kerel, geld genoeg, een prima paardenfokker, een goeie boer.
‘Men’, de vrouw met de sluier, heeft veel tact en bezit daarenboven de gave haar verhalen interessant te maken. Ze is niet cru, zelden recht op de man af. Ze is mooi, zelfs van een geheimzinnige schoonheid. Slechts een enkeling durft het wagen haar de sluier af te rukken en haar te confronteren met de naakte werkelijkheid, die meestal toch een pover figuur slaat naast haar ontegenzeggelijke bekoringen.
Toen de loco op de hem eigen wijze, rechtstreeks en krachtig, haar naakt aan de kaak stelde, door Wullempje, de koster, die ditmaal haar eerste spreekbuis geweest was, op het Stadhuis te ontbieden, hielden haar naaste vertrouwelingen de adem in. Welk een staart zou dit muisje hebben?