Erato
(1646)–Leonardus Gouwerak– Auteursrechtvrijomhelst van verscheyde minne-deuntjes, sangh-rijmpjes ende nieu-quelige veersjens
[pagina 33]
| |
Stemme: Licke-pot.Wat is het vrije, vrije, vrije, vrijen,
Wat is ‘t vrijen vermaeck voor de geest,
Die niet en vrijt die leeft als een beest,
En niet lust en heeft sijne geest te verlijen
Ick segh het is een groote sot
Die niet belust is tot vrije, vrije, vrije,
Ick segh het is een groote Sot,
Dit niet belust is tot vrijens soet genot.
2. Wat smaeck heeft doch het sabbelige soenen?
Het is gelijck een ey sonder sout,
Die soent en niet en vrijt is wel kout,
Het sijn maer drogers en doddige klaenen,
| |
[pagina 34]
| |
Ick schel hem voor een rechten bloet
Die sabbelt en niet derft vrije, vrije, vrije,
Ick schel hem voor een rechten bloet,
Die sabbelt en niet derft vrijen, heeft geen moet.
3. Wil hy dan niet de lickpot moet maken,
Soo wort ‘t een breijn en geltloose Sot,
Want die het hout met de licke pot,
Loopen de sinnen haest huppelen op staken,
Mijn dunckt het is een narre-bel,
Die leckt en niet weet van vrije, vrije, vrije,
Mijn dunckt het is een narre-bel,
Die leckt en niet weet van vrije rinckelt wel.
4. Ick hou niet van veel saenen en tullen,
Van soenen krijght men een seere mont,
Maer van tullen en suijpen wert men ongesont,
Die veel licken en soenen sijn maer zullen,
| |
[pagina 35]
| |
Ick geloof sy en sijn niet goet
Die steets soenen en niet vrije, vrije, vrije,
Ick geloof sy en sijn niet goet,
Die steets lecken en niet vrijen leeft ontsoet.
|
|