Erato(1646)–Leonardus Gouwerak– Auteursrechtvrijomhelst van verscheyde minne-deuntjes, sangh-rijmpjes ende nieu-quelige veersjens Vorige Volgende [pagina XIX] [p. XIX] Aen Sr. Leonardus Gouwerack. Op sijn Erato. Hier vind de Nijdt weer stof, om ysselijck te knersen, Vermits een vroege Son, in prael van goude versen, Den stichtschen Bodem soo voortreffelijck beschynt, Dat selfs de Wolcke der onwetenheyt verdwynt. Ick houde, dat sijn geest, het Lichaem gantsch ontvlogen, Is by de Musen, op Pernassus wegh getogen. Wijkt mancke Dichters, die met kreuple sangh en maet, De Werelt ballast, en de winckels overlaed, Fluckx, packt de grollen op, hier komen beter dingen, Die sonder horten gaen, en sonder krucken springen, [pagina XX] [p. XX] Wech met het verckens rym, en ‘t ydel woord-geraes, Dat niet en is, als slechts een opgeblasen blaes, Van ydelheyd, en wind. Veel reden sonder reden, Een boeck vol letteren, maer sonder nuttigheden, Daer ‘t eynde best van is, om dat het is het end Van al haer walglijckheyt. Ghy die geen kunst en kent, Maeck plaets voor Leonard, wiens pen begint te brallen, En doet my t’elckens in verwonderingh vervallen! O groote Arent, die noch in u eerste vlught, Ver boven aller oogh, komt steygren inde Lucht, Ick hoor de snelle saem u grooten naem uytschatren, Soo dat den Echo selfs my komt in d’ooren klatren; ’k Sie u een goude pen van Venus toe bereyt, Mits ghy de ganse hebt aen haren dienst geleyt. Ick sie een Mirthen-krans sich voor mijn oogh vertonen, Gevlochten op Parnas, om u daer me te kronen, [pagina XXI] [p. XXI] Ter eeren van u werck. Gas voort roem-weerdigh hooft, Op dat ghy al den roem der Dichteren verdooft. ‘k Hoor onse Iufferschap, met aengename keelen, En groot genoegen, u begraefde quelen; Ick hoor, dat elck van haer u toeroept dese reen: Gauw, Leonardus, Raeck ter gunst van Steeg Heleen. Gewis sy hebben recht u desen wensch te geven, Want mits van de min soo aerdigh hebt geschreven, Wat kan men beter doen, als wenschen dat de min, V tot vergeldingh, geef de hooftsom met ‘t gewin. Ick staeck met u verlof, mijn pen, o Leonarde: Op dat sy niet geheel in uwen lof verwarde; En heb ick niet genoegh tot uwer eer geseyt, Ick bidde neem dan acht op mijn goedwilligheyt. Symon de Vries. Vorige Volgende