Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De volksvermaken (1871)

Informatie terzijde

Titelpagina van De volksvermaken
Afbeelding van De volksvermakenToon afbeelding van titelpagina van De volksvermaken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.22 MB)

XML (2.02 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis-archeologie
non-fictie/lifestyle


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De volksvermaken

(1871)–Jan ter Gouw–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 219]
[p. 219]

Zevende hoofdstuk.
Hemelvaren, Dauwtreden en Mulderskermis.

In Holland draagt 't vroeg naar buiten gaan op Hemelvaartsdag den hoogsteigerenden naam van ‘hemelvaren;’ - in Overijsel daarentegen heeft de naamgever 't oog niet naar boven, maar naar beneden gerigt, en het ‘dauwtreden’ genoemd. Ja, ‘dauwtrappen’ kennen de Hollanders ook wel, doch passen dit niet op den Hemelvaartsdag in 't bijzonder, maar op alle vroeg uitgaan toe.

Dr. J.H. Halbertsma heeft in zijn ‘Woordenboekje van het Overijselsch’Ga naar voetnoot1) het dauwtreden aldus beschreven: ‘Op den morgen van Hemelvaartsdag met het eerste daglicht naar buiten, de jenever- en brandewijnflesschen in den zak, en na zich onder de boomen en priëelen verlustigd te hebben, voordemiddags, somtijds vroeg genoeg om naar de kerk te gaan, terug. Ook de meisjes zijn bij dit dauwtreên!’ Nu, dit laat zich begrijpen; de meisjes blijven niet graag t'huis, en de knapen willen haar wel bij zich hebben. En evenzoo kan men begrijpen, hoe dat volkje, als het ‘vroeg genoeg’ t'huis kwam, en naar de kerk ging, onder de preek zat te knikkebollen!

En toch - zoo behoorde 't, en zoo deden van ouds ook de Amsterdamsche hemelvaarders: met den dageraad de poort uit, toegerust, precies als toen ze nog 's nachts tusschen Witten Donderdag en Goeden Vrijdag de passie gingen hooren preêken, ‘met een cruycxken goet nats, een deel koecx, razijnen, vijghen en craeckelinghen,’ - dan in 't gras onder de boomen gedronken, gedanst en gezongen, en vóór negenen weêr t'huis en ter kerke gegaan.

Zonderling gebruik! 't herinnert ons het heenstroomen onzer voorvaderen naar de heilige wouden om vreugde te bedrijven, nu eens op algemeene godsdienstfeesten, dan weêr op de bijzondere feestdagen van den beschermgod van gouw, heem, marke of dorp. Toen die wouden er niet meer waren, en 't volk wel gekerstend maar niet veranderd was, bleven toch de oude gewoonten voortduren; en in de middeleeuwen en na de Reformatie zelfs stroomden op de gezette tijden de stedelingen ter poorte uit, om vrolijk te zijn onder het lommer, al was 't ook in

[pagina 220]
[p. 220]

een boschje vlak voor de stadspoort. Op de dorpen verving de groote lindeboom voor de herberg den ouden woudtempel.

Gelijk te Amsterdam het hertjesjagen in een westelijke, zoo bewoog zich het hemelvaren er in een oostelijke rigting, den St. Antoniesdijk langs naar Outewaal en Diemen; - of zoo iets elders ook is op te merken, weet ik niet. En toen het Diemermeer was herschapen in een ‘landjuweel, bemind om al zijn lieflijkheden,’ rigtte de stroom der hemelvaarders zich daarheen, en ze vonden hun hemel aan de Diemerbrug, waar, als Wagenaar in zijn statigen stadhuisstijl verzekert, ‘verscheide neeringrijke herbergen’ waren. Uit dien hemel kwam dan de troep tegen den middag wel zalig weêr t'huis, maar dacht om geen kerk meer. Zoo bleef 't tot in onzen tijd. Vóór veertig jaren geleden was 't nog in vollen gang; sedert is 't allengs uitgesleten. - ‘Dit is de vrucht van onze vermaningen,’ zeggen de zedemeesters. ‘Neen,’ zeggen de natuurkundigen, ‘de guurheid der hedendaagsche Meimaanden heeft er de eer van.’ Maar waar 't dan aan toe te schrijven zij, niemand, die zich niet over 't resultaat verheugen zal. Nog slechts bij 't laagste gemeen ziet men er de laatste sporen van.

En wil men weten, hoe 't op de Geldersche dorpen toeging - wij hopen, ook nu niet meer - kan 't in den Gelderschen Volksalmanak van 1858 lezen: ‘rumoer en spektakel’ - ‘tegen den avond het halve dorp dronken’ - en ten slotte eenige knechts en meiden uit hun dienst gejaagdGa naar voetnoot1). Dat scheelt wat bij het bescheidene dauwtreden, zoo als Halbertsma 't beschrijft, dat met kerkgaan besloot.

Geheel anders vieren de dorpelingen van Hengelo en Zelhem, in 't Landdrostambt van Zutfen, den Hemelvaartsdag. Ieder bakt een roggebrood, dat minstens twee en twintig pond moet wegen, maar ook wel zwaarder mag zijn. Na den middagkerktijd wandelt ieder met zijn brood onder den arm of op den schouder naar ‘de Hengelsche Mullen’ (den molen van Hengelo), dat is zoo wat halfweg tusschen de beide dorpen in een heel mooije streek, waar een uitgestrekte gouden graanzee golft tusschen boschjes en landgoederen. Hier komen ook de beide burgemeesters, vergezeld van de dominees, pastoors, diakenen, armmeesters en schoolmeesters. Ieder legt hier zijn brood neêr, en de schoolmeesters wegen het. Hij, wiens brood te ligt bevonden wordt, betaalt voor elk pond onder de twee en twintig een boete van dertig cent; maar hij, die 't zwaarste brood geleverd heeft, krijgt een flesch witten wijn present. Die geheele massa brood, soms wel vijfduizend pond, wordt onder de armen verdeeld; - volgens oud regt behoort het zwaarste brood (dat somtijds tweehonderd pond weegt) aan de burgemeesters, maar natuurlijk maken die heeren van dat regt geen gebruik, en wordt ook dit den armen geschonken. Het overige van den dag wordt in vrolijkheid doorgebragt, en dit broodfeest noemt men ‘de Mulderskermis’Ga naar voetnoot2).

voetnoot1)
Overijs. Alm. 1836.
voetnoot1)
bl. 70 en 71.
voetnoot2)
Geld. Volksalm. 1844, bl. 54-56.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken