De volksvermaken
(1871)–Jan ter Gouw– AuteursrechtvrijDerde hoofdstuk.
| |
[pagina 126]
| |
't Aprilschicken, en in 't Noorden kent men dien gekkendag als bij ons. Rabener verzekert, dat elke gek op den eersten April een dubbele is. Sints onheugelijke tijden is de eerste April een dag, waarop de menschen zich vermaken met elkander voor den gek te houden. In onzen tijd - nu de eene helft der menschen te verstandig is, om zich voor den gek te laten houden, en de andere helft te braaf, om dit ooit anderen te doen, - moge men die aardigheden aan schoolknapen en hoogereburgerschoolsjongeheeren overlaten, vroeger werd het voor un jeu d'esprit gehouden, waar zelfs de deftigste lieden vermaak in vonden. Deze zond bespottelijke geschenken rond; gene noodigde gasten op feestmalen, die niet gegeven werden; hier ontmoette men onnoozele halzen, die om belachelijke boodschappen gezonden waren, daar anderen, die zich zelven op de zotste wijze toegetakeld hadden en met troepjes als Aprilsgekken rondzwierden. Met één woord, de straat was weleer op den eersten April vol gekken, en de vernuftige geesten schreven op dien dag Aprilssprookjes, om er 's avonds, als ze op den Doelen zaten, hun vrienden meê beet te nemen of te vermaken. Van waar dit zonderlinge volksvermaak? Niemand weet het. En men zou haast vragen, of niet hij, die 't heeft uitgevonden, ons allen tot Aprilsgekken gemaakt heeft, door ons in 't oneindige te laten zoeken zonder 't ooit te kunnen vinden. De Duitschers hebben zich laten wijsmaken, dat het van gefopte spekulanten zijn oorsprong had. Op den Rijksdag te Augsburg in 1530 zouden vele en gewigtige dingen verhandeld worden. Men wilde de godsdienstgeschillen uit den weg ruimen, wat natuurlijk mislukte; - men wilde de Duitschers geld laten opbrengen voor den Turkschen oorlog, wat natuurlijk ook niet gelukte; - en men wilde 't muntwezen, dat deerlijk in de war was, in orde brengen, wat evenmin gelukte. Maar voor dit laatste werd ten minste een naderen dag vastgesteld en wel de eerste April van 't volgende jaar, wanneer een nieuwe muntregeling zou worden ingevoerd. Dadelijk waren duizende spekulanten in de weer om daar wat aan te verdienen; maar ja wel, toen die eerste April kwam, gebeurde er niets, en al de spekulanten keken op hun neus, en werden opentlijk bespot. En sedert hebben alle Duitschers elkander op elken eersten April pogen beet te nemen. Natuurlijk is die vertelling zelf een Aprilssprookje, waar eens een Duitsche professor in de historie zijn kollegaas meê beet heeft willen nemen. Op dezelfde wijze heeft eens een Hollander zijn landgenooten geaprild, door hun met een deftig gezigt te vertellen, dat dit volksvermaak zijn oorsprong had van den 1 April 1572, en dat het vieren van dien dag met allerlei fopperijen een herinnering was van de vrolijkheid der Hollanders, toen ze hoorden hoe de watergeuzen Alva gefopt hadden. En men zou zich moeten verwonderen, hoe velen werkelijk konden ge- | |
[pagina 127]
| |
looven, dat het innemen eener Hollandsche stad aanleiding zou hebben gegeven tot eene gewoonte, in verschillende landen van Europa, ja zelfs buiten ons werelddeel in zwang, - indien men niet wist, dat de eerste April altijd een wonderlijken invloed op sommige menschen gehad, en hen verbazend ligtgeloovig en onnoozel gemaakt heeft. Fransche grappemakers hebben hunnen landgenooten verteld, dat le poisson d' Avril oorspronkelijk een Prins van Lotharingen was. Deze was door Lodewijk XIII in het kasteel te Nancy opgesloten; maar hij zwom op den eersten April de Maas over en ontkwam. Heel natuurlijk; die Prins wist wel, dat op den eersten April de menschen om niets dan gekheid dachten, en geen zijner bewakers een oogenblik op hem zou letten; daarom nam hij zijn kans waar, en zwom weg. Zij, die voor alle oude dingen een bijbelschen oorsprong wilden vinden, beweerden, dat die van 't aprillen in de lijdensgeschiedenis gezocht moest worden, en de Christenen op dien dag gedenken, hoe Jezus van Annas naar Kajafas, van Kajafas naar Pilatus, van dezen naar Herodes, en van Herodes weêr naar Pilatus gezonden werd. Fransche vernuften hebben zelfs in poisson een verbastering van passion willen zien! De oudheidkundigen verzekeren ons echter, dat de Aprilsgekheid veel ouder is dan 't Christendom, en dat men den oorsprong in de Noordsche mythologie moet zoeken. Sommigen nu hebben dien meenen te vinden in den naam van Thor. ‘Der Thor’, zeggen zij, ‘beteekent in 't Hoogduitsch ‘de dwaas’. De god Thor werd in April vereerd, en is dus letterlijk de Aprils-Thor ‘de Aprilsgek’. Een explicatie, zoo mooi, dat die niet anders dan op den eersten April kan uitgevonden zijn. Maar anderen hebben er een fraaijer verhaal van gegeven. Daar was eens een reus, die Thiassi heette, en een mooije dochter had, Skathi genaamd. Nu werd Thiassi in een gevecht met de Asen gedood. ‘Dat zal ik ze betaald zetten’, zei Skathi, die zich zelve voor een heele heldin hield; en ze trok een wapenrusting van haar vader aan, marcheerde regtuit naar Asgard, waar de Asen woonden, en riep hun toe, dat maar uit moest komen, wie moed had, want dat ze met den eersten den besten vechten wilde! Maar de goden wilden met geen jonge juffrouw vechten, en Balder stak zijn hoofd het venster uit en zei: ‘Kom maar binnen, Skathi! wij weten wel waar 't jou om te doen is: jij wou graag een man hebben. Welnu, beste meid! je mag uitzoeken; maar met één beding: je mag van niemand meer dan de beenen zien. En de Asen zullen je bruiloft vieren met een klucht, dat je schateren zult van lachen’. Dit beviel Skathi wel; wat jonge juffer wil niet liever trouwen dan vechten? maar bovendien mogt ze Balder wel lijden, en besloot hem te kiezen. Al de Asen wierpen spoedig een wollen deken over den kop en lieten alleen de beenen onbedekt. Toen Skathi binnen kwam, greep ze dadelijk een paar flinke beenen, en riep: ‘dat is Balder, hij zal mijn man zijn!’ | |
[pagina 128]
| |
Maar o wee! in plaats van den schoonen Balder had zij den leelijken Niord gepakt. En toen gaven de Asen haar de klucht op den koop toe, die haar wel lachen deed, maar die ik liefst niet navertellen wil. Toen zij nu de vrouw van den somberen regengod Niord geworden was, werd zij ook onder de Asinnen opgenomen en als de godin der voorjaarsstormen vereerd. En zoo hebben de Germaansche volken de boert, door hunne goden met Skathi gepleegd, jaarlijks gevierd met grappen op den eersten AprilGa naar voetnoot1). Natuurlijk moet de historie, die in deze mythe gehuld is, al in de vroegste oudheid voorgevallen zijn. En daar men nu inderdaad de Aprilsgekken in Indië ook kent, en wel op den laatsten dag van 't Hulifeest, dat in Maart gevierd wordt, en 't gebruik daar ook overoud isGa naar voetnoot2), zoo zou 't wel kunnen zijn, dat de oorsprong in ‘de gemeenschappelijke bakermat’Ga naar voetnoot3) te zoeken is, en opklimt tot den tijd, toen de Ariërs nog niet van elkander gescheiden waren. Maar dit is zulk een hooge oudheid, dat ik er maar niet verder over uitweiden zal, omdat mogelijk menigeen zou vragen, of 't ook een Aprilsgrap is, iemand in onzen tijd nog zulke oude dingen op den mouw te willen spelden! |
|