Hoofdstuk 5
Roy kijkt nog eens naar het water onder hem.
Dan tilt hij zijn armen op.
Daarna maakt hij zijn voeten los van de plank.
Nu springt hij.
Hij zweeft door de lucht.
Net als Anil en het meisje met de lange staart.
Roy moet erom lachen.
Maar hé, wat gaat het springen snel.
Daar schrikt Roy van.
Zijn voeten raken nu al het water.
Zijn benen, zijn buik, zijn schouders, alles gaat onder water.
Nu gaat hij ook kopje onder.
Wat een boel water is er hier.
Wat krijgt hij toch veel water naar binnen.
Gelukkig, nu schiet hij weer omhoog.
Maar hij gaat ook alweer kopje onder.
Wat is het lastig om opnieuw boven te komen.
Hij moet met zijn armen bewegen.
Kijk, zo komt hij weer naar omhoog.
Maar hij gaat ook weer kopje onder.
Hé, hoe moet je boven blijven?
Hoe moet dat?
Wat moet je daarvoor doen?