Verzen
(1980)–Herman Gorter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |
['k Heb mijn oor tegen zooveel stemklokken geleend]aant.'k Heb mijn oor tegen zooveel stemklokken geleend,
mijn mond is door zooveel winden gegaan,
ik heb toch zooveel lachen meegemeend,
bij toch zoo heel veel dingen heb ik stilgestaan -
tot ik bij u kwam, o mijn schitterlief,
mijn edelsteenhand, u mijn oogelief,
mijn vonkend rad, mijn vogel vliegend vuur,
mijn schitterlief van altijddoore duur -
en tot de wereld die zoo in mij was
verzameld vroeger als in spiegelglas,
werd gij - ik heb het alles opgehoopt
tot u, het is in u gedoopt
als brandend hout in vuur,
o mijn licht schitterlief van altijdduur -
zijt gij daardoor misschien zoo opgeblonken,
liefdesherinnering tesaam gezonken? -
ik sta rondom u als een vaste muur,
en samen spele' uw licht en mijn getuur.
|
|