Verzen
(1980)–Herman Gorter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
[Ik proefde de lauwe luchten]aant.Ik proefde de lauwe luchten
en de geduchte, de verschrikklijk geduchte
maar stille heel kalme klanken -
zelf niet hollen ze, niet wanken.
En het lichten ook stil, van zelve,
en de doode nachten, de welven
die stil aan nederzegen
op mij zoo jong zoo stil neergelegen.
O in me was het grijpen,
het nooit rijpen,
het willen, het brijzelend willen -
o en het rillen, het rillen
weg, vèr weg - maar het kalm leven
en stillen schijn geven,
het lichten als van de dagen,
dagen als oogen zagen
dalen dalen als hallezalen,
van boven beschenen gelijkelijk
door het stil oogenblikkelijk.
|
|