Verzen
(1980)–Herman Gorter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
[O als de zon schijnt]aant.O als de zon schijnt
en de aard wegkwijnt
in dien luister
weg in 't duister,
en maar scheem'rend het hoofd
opheft in schauw omloofd -
treedt nader, treedt nader
blankvoeten te gader
te gader de voeten, de handen -
de lachtande
de blauwooge
de blondhooge
de zilverwoorden weenende,
het lijnig hoofd leenende
achterover omhoog in de lucht -
zoet, zoet, langzaam vlucht
door het zonnedagen
in de hooge hagen
zon - zoet zoet langzaam vlucht,
ga niet te gauw voorbij, voorbij, voorbij, de lucht
blijft hangende bevende achter u -
verlangende eeuwig naar u
eeuwig, eeuwig - vlucht niet te vlug -
achter uw rug
rek ik de armen
van verlangen, van verlangen
rek ik de armen,
vlucht niet te vlug.
| |
[pagina 10]
| |
O hoe blank zijt ge van rug,
zongebrand, uitgeglansd vleesch -
waar het tot schouder oprees,
waar de lichte haren
in trillende snaren
in de zonnescharen
hangen saam in de lucht,
in de lucht in de lucht
terwijl ge vlucht.
O als de zon schijnt
en de aard wegkwijnt
wèg in het duister -
en dan wèg de luister,
uwe luister,
alle luister.
|
|