Sonnetten(1934)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] XXXV. Hare borst is zoo zacht en rond en teeder, En er om heen speelt een zoo teeder licht, Zij is zooals een heuvel in het neder- Dalen van af de schouders opgericht. Aan de andre zijde is de schoone weder- Gade even zacht en teeder opgericht, Zij zijn een tweetal in het gouden weder Oneindig hoog en schoon. Voor mijn gezicht. Welk een schoone schaar van bloeiende kindren Zal zich voeden aan deze schoone borsten, Ik zie ze spelen in de nevels ginder en Mijn oogen niet naar hier terugzien dorsten. Goud zijn hun lichamen, zij zinderen Door de luchten, en stillen alle dorsten. Vorige Volgende