Sonnetten(1934)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] XV. Maar achter in 't Heelal, achter de tijden En ruimten die nu zijn, daar woont de Geest Der Nieuwe Menschheid, die al kwaad geneest En brengt het onmetelijk menschverblijden. Ik staar in toekomst en mijn oogen weiden In hare nevelen, en daar verrees 't Beeld mijner Vrouwe, haar fonklende leest, En haar oogen, met 't zachte vuur, de beide. Zij is de zuivre eeuwge Eenheid-Schoonheid, Die alle menschen sinds den aanvang zochten, Maar door den strijd niet te vinden vermochten. En nu is het Heelal om haar volmaakt, Door de pracht die zij in 't Heelal ten toon spreidt, Eén is zijn Schoonheid met die in haar blaakt. Vorige Volgende