Sonnetten(1934)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] XIV. Zulk een oneindge schoonheid heeft de wereld, Zoo onmeetbaar diep is het welvend blauw, Zoo fonkelend het wijdgespreide blauw Der zee, zoo gloeit elke parel die sterrelt, Zoo draagt elk ding dat in het Heelal dwarrelt Door zich in 't Al gloedrijke pracht ten schouw, Zoo is elk ding in het Heelal gepareld, En het Heelal bont als de dos van pauw, Zoo is 't Heelal een oneindige Schoonheid, Zoo is de Mensch met zijn machtigen Geest En met zijn alles saambindende Liefde, Het allerhoogste dat 't Heelal ten toon spreidt - Dat, als de Menschheid niet tot Eenheid hief de Menschen, het Al nooit volmaakt was geweest. Vorige Volgende