Open brief aan partijgenoot Lenin
(1921)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekendII.
| |
[pagina 16]
| |
heerscht, de leden nooit in staat zijn hun wil tegenover die der bureaukratie door te zetten; tegen het kunstig opgebouwde apparaat van statuten en reglementen van orde breekt elk verzet, elke beweging wordt gesmoord, vóór zij hoogere regionen bereikt. Slechts door taaie volharding gelukt het een oppositie soms, na jaren een sober resultaat te bereiken, wat meestal op een wisseling van personen neerkomt. In de laatste jaren, voor den oorlog en daarna, kwam het daardoor - in Engeland, Duitschland, Amerika, - dikwijls tot verzet van de leden, die op eigen gezag in staking gingen, tegen den wil van hun bestuurders en de besluiten van den bond in. Dat dit als iets heel gewoons voorkomt en ook als zoodanig wordt opgevat, doet reeds blijken dat de organisatie niet het totaal der leden is, maar iets hun vreemds; dat de arbeiders niet over hun bond heerschen, maar dat die bond, hoewel uit henzelf voortgekomen, een vreemde macht is, die hen beheerscht, - gelijk de staat dus wederom. Zoodra het verzet bedaart, dan herstelt de oude heerschappij zich weer, niettegenstaande den haat en de machtelooze verbittering in de massa's weet zij zich te handhaven, omdat zij steunt op de onverschilligheid en het gebrek aan klaar inzicht en eensgezind en standvastig willen dezer massaas, en gedragen wordt door de overtuiging, dat de vakvereeniging noodzakelijk is als het eenige middel voor de arbeiders om kracht tegen het kapitaal te vinden in hun aaneensluiting. Strijdend tegen het kapitaal, tegen de absolutistische tendenzen van het kapitaal, de voortdurend toenemende maatschappelijke ellende, deze beperkend en daardoor het bestaan der arbeidersklasse mogelijk makend, vervulde de vakbeweging haar rol in het kapitalisme en werd daardoor zelf een lid van de kapitalistische maatschappij. Bij den aanvang van de revolutie evenwel, wanneer het proletariaat inplaats van een lid van de kapitalistische maatschappij de vernietiger van deze maatschappij wordt, komt de vakvereeniging in tegenstelling te staan tot het proletariaat. Waar Marx en Lenin ten opzichte van den staat den nadruk op hebben gevestigd, dat n.l. de organisatie van den staat, niettegenstaande de formeele demokratie, het onmogelijk maakt dien te maken tot een instrument van de proletarische revolutie, moet daarom ook voor de vakvereenigingen gelden. Haar kontra-revolutionaire macht kan niet door een wisseling van personen, door de vervanging van reaktionaire door radikale of revolutionare leiders worden vernietigd of verzwakt. De organisatievorm is het, die de massa's zoo goed als machteloos maakt, en hen belet de vakvereeniging te maken tot een werktuig | |
[pagina 17]
| |
van hun wil De revolutie kan slechts zegevieren, als zij deze organisatie vernietigt, d.w.z. den organisatievorm zoo volkomen omvormt, dat deze een totaal andere wordt. Het sowjetsysteem, de opbouw van binnen uit, is niet slechts in staat de bureaukratie van den staat, maar ook die van de vakvereenigingen te ontwortelen en af te schaffen; het zal niet slechts de nieuwe politieke organen van het proletariaat tegenover het kapitalisme vormen, maar ook den grondslag leggen voor de nieuwe vakvereenigingen. In de partijtwisten in Duitschland is met de meening, dat een organisatievorm revolutionair zou kunnen zijn, de spot gedreven; het komt immers slechts aan op de revolutionaire gezindheid van de menschen, van de leden! Wanneer echter de voornaamste inhoud van de revolutie daarin bestaat, dat de arbeiders zelf hun eigen zaak - de leiding der maatschappij en der produktie - in handen nemen, dan is elke organisatievorm, die de massa belet zelf te heerschen en te leiden, schadelijk en kontra-revolutionair; een zoodanige organisatievorm moet door een anderen vorm worden vervangen, die daarom revolutionair is, omdat zij de arbeiders zelf aktief over alles beslissen laat.’ (Pannekoek). De vakvereenigingen zijn door hun natuur geen goede wapens voor de West-Europeesche revolutie! Daargelaten dat zij tot werktuigen van het kapitalisme geworden zijn, in handen van verraders, daargelaten dat deze organisaties door hun wezen, wie ook de leiders mogen zijn, de leden tot slaven, tot werktuigen moeten maken, zijn zij onbruikbaaar. De vakvereenigingen zijn te zwak in den strijd, in de revolutie tegen het machtig georganiseerde West-europeesche kapitaal en zijn staat. Deze zijn veel te machtig tegenover hen. Want de vakvereenigingen zijn ten deele nog beroepsvereenigingen, die reeds daarom alleen geen revolutie kunnen maken. En voor zoover zij industrieele bonden zijn, steunen zij niet op de bedrijven, de werkplaatsen zelf en zijn ook daardoor zwak. Zij zijn meer steunvereenigingen dan strijdvereenigingen, ontstaan in den tijd van de kleinburgerlijke maatschappij. Hun organisatie was reeds vóór de revolutie onvoldoende in den strijd, voor de revolutie zelve deugt zij - in West-Europa - in het geheel niet. Want de arbeiders maken de revolutie in de bedrijven en niet in de beroepen en de industrieën. Deze vereenigingen zijn langzaam werkende, veel te gekompliceerde instrumenten, goed slechts in tijden van evolutie. Wanneer de revolutie niet terstond gelukte en wij moesten gedurende eenigen tijd weer tot een meer vreedzamen strijd overgaan, ook dan zouden de vakvereenigingen vernietigd en vervangen moeten worden door industrieele bonden, steunend op de bedrijven. En met deze vakvereenigingen, die dus in elk geval vernietigd moeten | |
[pagina 18]
| |
worden, wil men de revolutie maken!! De arbeiders hebben wapenen noodig voor de revolutie in West-Europa. In Rusland bleken de vakvereenigingen voldoende, omdat daar de arme boeren gereed stonden. De eenige bruikbare wapenen voor de revolutie in West-Europa zijn de bedrijfsorganisaties. En die tot één groot geheel verbonden! De West-Europeesche arbeiders hebben de allerbeste wapenen noodig. Omdat zij alleen staan, omdat zij geen hulp hebben. En daarom moeten zij deze bedrijfsorganisaties hebben. In Duitschland en Engeland oogenblikkelijk, omdat daar de revolutie het meest nabij is. Zoo spoedig mogelijk, zoodra wij ze tot stand kunnen brengen, ook in de andere landen. Het helpt U niets of gij al zegt: In Rusland deden wij zoo of zoo. Want ten eerste hadt gij in Rusland niet zulke slechte strijdorganisaties als vele vakvereenigingen hier zijn. Gij hadt alleen industrieele bonden. Ten tweede was de geest der arbeiders revolutionair. Door het Czarisme enz. Ten derde was de organisatie der kapitalisten zwak. En ook de staat. Maar ten vierde, en daarop komt het eigenlijk alleen aan: Gij hadt steun. Gij behoefdet dus niet de allerbeste wapenen te hebben. Wij staan alleen, wij moeten de allerbeste wapenen hebben. Anders winnen wij niet. Anders volgt de eene nederlaag de andere. Maar ook andere, psychische en materieele oorzaken bewijzen dit. Stel u voor, partijgenoot, hoe dé toestand in Duitschland was, vóór den oorlog en tijdens den oorlog. De vakvereenigingen, de veel te zwakke, maar eenige middelen, geheel in handen der leiders, als doode machines die zij gebruikten ten bate van het kapitalisme. Toen kwam de revolutie. De vakvereenigingen werden door de leiders en door de massa der leden als wapen tegen de revolutie gebruikt. Door hun hulp, door hun steun, door hun leiders, ja ten deele ook door de leden zelf werd de revolutie vermoord. De kommunisten zagen, hoe hun eigen broeders onder medewerking van de vakvereenigingen werden neergeschoten. Stakingen voor de revolutie werden verhinderd. Gelooft gij, partijgenoot, dat het mogelijk is, dat revolutionaire arbeiders dan in zulke vereenigingen blijven? Wanneer deze bovendien nog veel te zwakke werktuigen voor de revolutie zijn! Ik acht dit psychisch onmogelijk. Wat zoudt gij zelf als lid van een politieke partij gedaan hebben, b.v. van de partij van de mensjewiki, wanneer deze zoo zouden hebben gehandeld in de revolutie? Gij zoudt die partij gescheurd hebben, (als gij dit niet reeds eerder hadt gedaan!). - Maar, zult ge zeggen, dit was een politieke partij, met een vakvereeniging is dat wat anders. Ik geloof, gij vergist u. In de revolutie, tijdens de revolutie, is elke vakvereeniging, ja elke arbeidersvereeniging een politieke partij. Of pro- of kontra-revolutionair. | |
[pagina 19]
| |
Maar gij zult zeggen en zegt ook in uw artikel: zulke gevoelsoverwegingen moeten overwonnen worden, ter wille van de kommunistische propaganda. Ik zal U aantoonen, dat dit in Duitschland gedurende de revolutie onmogelijk was. Met voorbeelden, met konkrete voorbeelden. Want ook deze kwestie moeten wij konkreet en eenvoudig behandelen. Nemen wij aan, dat er in Duitschland 100,000 werkelijk revolutionaire werfarbeiders, 100,000 revolutionaire metaalarbeiders en 100,000 zulke mijnarbeiders waren. Dezen wilden voor de revolutie staken, strijden, sterven. De andere millioenen niet. Wat moeten deze 300,000 nu doen? In de eerste plaats zich vereenigen, een bond vormen voor den strijd. Dat zult gij toegeven. Zonder organisatie kunnen arbeiders niets. Nu is een nieuwe bond tegen oude vereenigingen, ook al blijven de leden lid van deze oude vereenigingen, hoewel niet formeel, in werkelijkheid toch reeds een splitsing. Maar de leden van den nieuwen bond hebben een eigen orgaan noodig, vergaderingen, lokalen, betaalde krachten. Dat kost alles zeer veel. En de Duitsche arbeiders hebben zoo goed als niets. Om den nieuwen bond in 't leven te houden, moeten zij, ook al zouden zij anders willen, de oude vereeniging verlaten. Zoo is dus, konkreet beschouwd, waarde partijgenoot, dat wat gij u voorstelt, een onmogelijkheid. Maar er zijn nog betere materieele redenen. De Duitsche arbeiders, die de vakvereenigingen verlieten, die de vakvereenigingen willen vernietigen, die de bedrijfsorganisaties en de arbeidersunionen hebben opgericht, stonden in de revolutie. Er moest oogenblikkelijk gestreden worden. De revolutie was er reeds. De vakvereenigingen wilden niet vechten. Wat helpt het dan te zeggen: Blijft in de vakvereenigingen, propageert uw ideeën, gij zult sterker, gij zult eens meerderheid worden. Dit zou, daargelaten de gewoonte, die daar heerscht om de minderheid neer te slaan, zeker heel mooi zijn en de linkerzijde zou het ook zonder twijfel probeeren, als er maar tijd was. Maar men kon niet wachten. De revolutie was er. En zij is er nog! In de revolutie (let hier toch op, partijgenoot, het was in de revolutie, dat de Duitsche arbeiders de splitsing en de arbeidersunion maakten) zullen de revolutionaire arbeiders zich altijd scheiden van de sociaalpatriotten. Om te strijden is dan niet anders mogelijk. Wat gij en de Executieve van Moskou en het Internationale Kongres ook mogen zeggen, en hoe ongaarne gij een splitsing ook moogt zien, uit psychische en materieele oorzaken zal zij altijd plaats vinden. Omdat de arbeiders op den duur nooit zullen verdragen, dat zij door de vakvereenigingen worden neergeschoten en omdat er gestreden moet worden. Daarom heeft de linkerzijde de ‘Algemeine Arbeiterunion’ opgericht. En omdat zij gelooft dat de revolutie in Duitschland nog niet | |
[pagina 20]
| |
ten einde is, maar nog voort zal gaan tot de overwinning, daarom houdt zij haar in stand. Kameraad Lenin! Bestaat er in de arbeidersbeweging, wanneer er twee richtingen ontstaan, wel een ander middel dan strijd? En wanneer deze richtingen zeer verschillend zijn, elkanders tegenstelling, is er dan iets anders mogelijk dan splitsing? Hebt gij ooit van een ander middel gehoord? En bestaat er een grootere tegenstelling dan revolutie en kontra-revolutie? Ook daarom hebben de K.A.P.D. en de Algemeene Arbeidersunion volkomen gelijk. En, kameraad, zijn deze splitsingen, deze zuiveringen, niet altijd een zegen voor het proletariaat? Blijkt dat later niet altijd? Op dit gebied heb ik eenige ervaring. Toen wij nog in de partij der sociaalpatriotten waren, hadden wij geen - toen wij er uitgegooid waren, eerst weinig, maar al spoedig grooten en dan snel zeer grooten invloed. En hoe ging het u, kameraad, de bolsjewiki, na de splitsing? Ik geloof heel goed. Eerst klein, later groot. Thans alles. Het hangt geheel en al van de ekonomische en politieke ontwikkeling af, of een groep, al is zij ook nog zoo klein, de machtigste wordt. Wanneer de revolutie in Duitschland aanhoudt, dan bestaat er alle hoop, dat de beteekenis en de invloed der Arbeidersunion die der andere vereenigingen zal overtreffen. Door uw cijfers, 70,000 tegenover 7 millioen, zullen zij zich niet bang laten maken. Nog wel kleinere groepen dan zij zijn de machtigsten geworden. O. a. de bolsjewiki! Maar kameraad, dit zijn eigenlijk allemaal toch maar zwakke redenen in vergelijk met de laatste, de meest essentieele, die nauw verband houdt met de beginselen, die ik in den aanvang heb genoemd. En deze laatste is het, die voor de K.A.P.D. en voor de partij van Sylvia Pankhurst den doorslag geeft: deze partijen willen het geestelijke niveau der massa's en der individuen in Duitschland en in Engeland in hooge mate verheffen. Daarvoor bestaat er volgens hun meening slechts één middel. En ik zou graag van u hooren of gij een ander middel in de arbeidersbeweging kent? Het is de vorming van een groep, die strijdend toont, wat de massa zijn moet. Toon mij, kameraad, een ander middel, wanneer gij dit weet. Ik ken geen ander. In de arbeidersbeweging en vooral, naar ik geloof, in de revolutie is er slechts één proef op de som, - het voorbeeld zelf, de daad. De aanhangers der ‘linkerzijde’ gelooven, dat deze kleine groep, strijdend tegen het kapitalisme en tegen de vakvereenigingen, deze tot zich trekken, of, want ook dat is mogelijk, hen langzamerhand op betere wegen leiden zal. Dit kan slechts door het voorbeeld worden bereikt. Om het niveau | |
[pagina 21]
| |
van de Duitsche arbeiders op te heffen, zijn deze nieuwe formaties dus absoluut noodzakelijk. Evenals tegenover de sociaal-democratische partijen de communistische partijen optreden, zoo moet de nieuwe organisatie, de Arbeiterunion gebaseerd op de bedrijfsorganisatie, tegenover de vakvereeniging staan. Om de slaafsche, reformistische, sociaalpatriottische massa, te veranderen, daardoor kan slechts het voorbeeld dienen. - Waarom zijn de bedrijfs-, de werkplaatsorganisaties en de hierop gegronde en hieruit bestaande arbeidersbonden nu zulke uitstekende, ja zelfs, met de communistische partijen, de beste wapens voor de revolutie? Omdat de arbeiders in de bedrijfs- en werkplaatsorganisaties zelf handelend optreden, oneindig meer dan dat in de oude vakvereenigingen het geval was, omdat zij de leiders, en daardoor de leiding, in hun handen hebben, en omdat zij de bedrijfsorganisaties en daardoor den geheelen bond controleeren. Ieder bedrijf, iedere werkplaats, vormt een geheel. Daarin kiezen de arbeiders hun vertrouwenslieden. De bedrijfsorganisaties zijn volgens districten verdeeld. Voor de districten worden weer vertrouwenslieden gekozen, en de districten kiezen op hun beurt het algemeene bestuur voor het geheele rijk. Alle bedrijfsorganisaties, onverschillig tot welke industrie zij behooren, vormen te samen een arbeidersbond. Men ziet het, een organisatie, die geheel op de revolutie gericht is. Wanneer er evenwel een tusschenperiode van betrekkelijk vreedzamer strijd zou ontstaan, dan zou deze organisatie bovendien gemakkelijk hiertoe in te richten zijn. Men zou slechts, in deze arbeidersbonden, de bedrijfsorganisaties naar industrieen behoeven te verbinden. Men ziet het: hier krijgt de arbeider, iedere arbeider, macht. Want hij kiest in zijn werkplaats zijn eigen voormannen, en door hen heeft hij directen invloed op het district en het rijk. Er is hier dus wel een sterk centralisme, maar het is niet te sterk. Het individu, en zijn directe organisatie, de bedrijfsorganisatie, heeft groote macht. Hij kan zijn voormannen onmiddellijk afzetten en vervangen en hen dwingen de hoogere instanties onmiddellijk te vervangen. Er is dus individualisme, maar ook in niet te sterken graad. Want de centrale lichamen, de districts- en rijksraden hebben eveneens groote macht. Individu en centrale leiding hebben juist evenveel macht als in deze periode waarin wij nu leven, en waarin de revolutie uitbreekt, noodzakelijk en mogelijk is. | |
[pagina 22]
| |
Marx schrijft, dat onder het kapitalisme de burger in zijn verhouding tot den staat een abstractie is, een cijfer. Zoo is het ook in de oude vakvereenigingen. De bureaucratie, het geheele wezen der organisatie zweven hoog boven, zijn hemelhoog verwijderd van den arbeider. Deze kan hen niet bereiken. Hij is tegenover hen een cijfer, een abstractie. Hij is voor hen niet eens de man in de werkplaats. Hij is niet een levend, willend, strijdend wezen. Vervang in de oude vakvereenigingen, zcoals gij in de derde Internationale dit wilt, de bureaukratie door andere personen, en in korten tijd zoudt gij zien, dat ook deze hetzelfde karakter hebben, hoog, onbereikbaar boven de massa's, niet meer met hen in voeling. Negentig op de honderd zullen weder verraders zijn, staande aan den kant der bourgeoisie. Want het wezen der organisatie maakt ze zoo. Uwe taktiek wil de vakvereenigingen ‘van onderen’ zoo laten, alleen haar andere, meer linksche leiders geven, dus alleen ‘van boven’ wat veranderen. Dus de vakvereenigingen toch nog in de macht der leiders. En deze dus toch weer bedorven en alles bij het oude, of, in het allerbeste geval, alleen van boven een kleine verbetering. - Neen, al hadden wij u zelf, Lenin, en de besten der Russen, al hadden wij ons zelf als leiders, wij zouden dit niet willen. Want wij willen de massa zelf hooger, intelligenter, moediger, zelf actief, in alles. Wij willen de massa die zelf de revolutie maakt. Want alleen zoo kan, hier, in West-Europa de revolutie zegevieren. Hoe geheel anders dan de vakvereeniging is de bedrijfsorganisatie! Hier is het de arbeider zelf, die beslist over taktiek, richting, strijd, en die onmiddellijk ingrijpt, wanneer de leiders niet doen wat hij wil. Hij is voortdurend zelf in den strijd, daar het bedrijf, de werkplaats tegelijk de organisatie is. Hij is, voorzoover dit onder het kapitalisme mogelijk is, de maker en de leider van zijn eigen lot, en, omdat dit met ieder lid zoo is, is het de massa, die haar eigen strijd maakt en leidt. Veel meer dan dit in de oude vakvereenigingen, in de reformistische zoowel als in de syndicalistische, mogelijk was. Hierdoor, omdat zij de individuen zelf, en dus de massaas zelf, maken tot de uitvoerders van den strijd, en hen zoodoende opheffen, geestelijk en zedelijk, zijn de bedrijfsorganisaties en de op hen steunende arbeidersbonden de beste wapens voor de revolutieGa naar voetnoot1). | |
[pagina 23]
| |
Thans ga ik over tot Engeland, tot de Engelsche linkerzijde. Engeland is na Duitschland een revolutie het meest nabij. Niet omdat de situatie daar reeds revolutionair, maar omdat het proletariaat daar zoo talrijk is, en de kapitalistische, ekonomische verhoudingen het meest gunstig. Daar is slechts een krachtige stoot noodig en de strijd begint, die daar slechts met de overwinning eindigen kan. En die stoot zal komen. Dat voelen, dat weten bijna instinktief de meest vooraanstaande arbeiders in Engeland (zooals wij allen het voelen), en omdat zij dit voelen hebben zij daar, gelijk in Duitschland, de nieuwe beweging gesticht, die - in meerdere richtingen tot uiting komend, en nog zoekend, evenals in Duitschland - in het algemeen de ‘Rank-and File-Movement’, de beweging van de massaas zelf is, zonder, of ten minste zoo goed als zonder leiders.Ga naar voetnoot1) Deze beweging heeft zeer veel overeenkomst met de Duitsche Arbeiterunion en haar bedrijfsorganisatie. Hebt gij opgemerkt, dat deze beweging slechts in de twee meest ontwikkelde landen is ontstaan? En uit de arbeiders zelf? En op vele plaatsen?Ga naar voetnoot2) Dat is op zich zelf reeds een bewijs, dat zij natuurlijk en niet te stuiten is! En in Engeland is deze beweging, deze strijd tegen de vakvereenigingen, bijna nog noodzakelijker dan in Duitschland. Want de Engelsche trade-unions zijn niet slechts een middel in de handen der leiders om het kapitalisme in stand te houden, maar zij deugen nog veel minder voor de revolutie dan de Duitsche. Hun inrichting stamt geheel uit den tijd van den kleinen oorlog, vaak nog uit het begin van de 19de, ja soms zelfs nog uit de 18de eeuw. In Engeland zijn er niet slechts industrieën, waarin meer dan 25 trade-unions bestaan, maar de meeste bestrijden elkander op leven en dood, om de leden!, en de leden bezitten in het geheel geen macht. Wilt gij, kameraad Lenin, ook deze vakvereenigingen behouden? Moeten ook deze niet bestreden, gesplitst en vernietigd worden? Indien men tegen de arbeidersunionen is, moet men ook tegen de Shop Committees, de Shop-Stewards en de International Unions zijn. Wie voor deze is, is ook voor gene. Want de kommunisten beoogen in beide hetzelfde. Deze nieuwe richting in de Trade-Unionsbeweging wil de Engelsche kommunistische linkerzijde gebruiken, om de Engelsche vakvereenigingen, zooals zij thans bestaan, te vernietigen, te veranderen, te vervangen door nieuwe werktuigen in den klassenstrijd, die bruikbaar zijn | |
[pagina 24]
| |
voor de revolutie. Dezelfde redenen, die wij voor de Duitsche beweging hebben aangevoerd, gelden ook hier. Ik heb in het schrijven van het Executief-Komitee der III Internationale aan de K.A.P.D. gelezen, dat het E.K. vóór de I.W.W. in Amerika is, wanneer deze slechts politieke aktie en aansluiting bij de kommunistische partijen voorstaan. En deze I.W.W. behoeven niet in de Amerikaansche vakvereenigingen te gaan! Maar het E.K. is tegen de Arbeiterunion in Duitschland, deze moet zich wel aansluiten bij de vakvereenigingen, hoewel zij kommunistisch is en met de politieke partij samenwerkt! En gij, kameraad Lenin, zijt vóór de Rank-and File-Movement in Engeland (niettegenstaande deze dikwijls reeds een splitsing bewerkt en de communisten daarin de vernietiging der vakvereenigingen willen) en tegen de Arbeiterunion in Duitschland. Ik kan in uw houding en in die van het E.K. slechts opportunisme zien. En daarbij nog wel een uiterst verkeerd opportunisme. Natuurlijk kan de linksche communistische partij in Engeland, waar de revolutie nog niet uitgebroken is, niet zoo ver gaan als in Duitschland. Zij kan de Rank and File Movement nog niet over het geheele land organiseeren tot een groot geheel en tot de revolutie. Maar de Engelsche Linksche partij is dat aan het voorbereiden. En zoodra de revolutie er is, zullen de arbeiders bij menigten de oude, voor de revolutie onbruikbare trade-unions verlaten, en naar de industrieele organisaties, die op de bedrijven steunen, overloopen. En omdat de communistische Linksche partij overal deze beweging binnendringt, en er overal naar streeft daar de communistische denkbeelden ingang te doen vinden, heft zij, door haar voorbeeld ook daar, en nu reeds, de arbeiders op naar een hoogeren trapGa naar voetnoot1). En dat is, evenals in Duitschland, haar eigenlijk doel. De algemeene Arbeiders-Union, en de Rank and File beweging, die beide steunen op de bedrijven, de werkplaatsen, en op deze alleen, zijn de voorloopers der arbeidersraden, der soviets. Daar de revolutie in West Europa zeer moeilijk zal zijn, en dus naar alle waarschijnlijkheid slechts langzaam zal gaan, komt er een langere overgangstijd, waarin de vakvereenigingen niet meer deugen, en de soviets er nog niet zijn. Deze overgangsperiode zal aangevuld worden door den strijd tegen | |
[pagina 25]
| |
de vakvereenigingen, door hunne verandering, door hun vervanging door betere organisaties. Vrees niet, daarvoor zullen wij den tijd hebben! Nog eens, dit zal gebeuren niet omdat wij linkerzijde het willen, maar omdat de revolutie deze nieuwe organisaties vereischt. Zonder die kan de revolutie niet zegevieren. Glückauf dus, Rank and File beweging in Engeland en Arbeiterunion in Duitschland, eerste voorloopers der sovjets in West Europa. Glückauf, eerste organisaties, die, met de communistische partijen, de revolutie tegen het kapitalisme in West Europa brengt. Gij, Lenin, wilt ons in West Europa, waar wij een bij uitstek machtig en buitengewoon georganiseerd, een in al zijn vertakkingen en richtingen georganiseerd en bewapend kapitalisme tegenover ons hebben, en waar wij dus de allerbeste en allersterkste wapens noodig hebben, dwingen om slechte wapens te gebruiken. Aan ons, die de revolutie willen organiseeren in en naar bedrijven, wilt gij de ellendige vakvereenigingen opdringen. De revolutie in West Europa kan, en moet dus, uitsluitend georganiseerd zijn naar en in de bedrijven, omdat hier het kapitalisme (naar alle richtingen) economisch en politiek zoo goed georganiseerd is, en omdat de arbeiders (behalve in de communistische partij) geen verdere sterke wapens hebben. De Russen waren gewapend, en hadden de arme boeren. Wat de wapens en de boeren voor Rusland waren, dat moeten voor ons de taktiek en de organisatie zijn. En nu raadt gij ons de vakvereenigingen aan. Terwijl wij om psychologische en materieele redenen, midden in de revolutie, moeten strijden tegen de vakvereenigingen, wilt gij ons in dezen strijd tegenwerken. Terwijl wij slechts strijden kunnen door splitsing in de vakvereenigingen, hindert gij ons hierin. Terwijl wij groepen willen vormen, die het voorbeeld geven, het eenige middel om het proletariaat te toonen wat wij willen, verbiedt gij dit voorbeeld. Terwijl wij het peil van het proletariaat in West Europa willen verheffen, werpt gij steenen op onzen weg. Gij wilt de splitsing niet, noch de nieuwe groepeeringen, en dus ook niet dat hoogere peil! En waarom? Omdat gij de groote partijen en de groote vakvereenigingen in de Derde Internationale wilt hebben. Ons lijkt dit opportunisme van het slechtste soort.Ga naar voetnoot1) Gij handelt, kameraad Lenin, thans in de Internationale geheel anders dan vroeger in de partij der maximalisten. Deze werd (en wordt | |
[pagina 26]
| |
misschien nog steeds) zeer ‘zuiver’ gehouden. In de Internationale moeten nu dadelijk half,- kwart- en achtste-kommunisten worden opgenomen. Het is de vloek der arbeidersbeweging, dat zij, zoodra zij een zekere ‘macht’ heeft bereikt, deze macht met beginsellooze middelen tracht te vergrooten. Ook de sociaaldemokratie was, bijna in alle landen, in den beginne zuiver. De meeste tegenwoordige sociaalpatriotten waren oorspronkelijk Marxisten. Met Marxistische propaganda won men de massaas. Zoodra men eenige ‘macht’ verkregen had, liet men deze in den steek. Zooals de sociaaldemokraten toen, zoo handelt gij, zoo handelt de Derde Internationale thans. Natuurlijk tegenwoordig niet op nationale, maar op internationale schaal. De Russische revolutie heeft door ‘zuiverheid’, door beginselvastheid overwonnen. Thans heeft zij, thans heeft het internationale proletariaat door haar macht. Deze macht moet nu uitgebreid worden over Europa. En dadelijk laat men de oude taktiek varen!! Inplaats van thans ook in alle andere landen dezelfde deugdelijk gebleken taktiek toe te passen, en zoo de Derde Internationale innerlijk zeer sterk te maken, gaat men ook thans weer, geheel als eens de sociaaldemokratie, over tot het opportunisme. Alles moet thans opgenomen: de Vakvereenigingen, de Onafhankelijken, het Fransche Centrum, gedeelten van de Labour-partij. Om den Marxistischen schijn te bewaren, worden voorwaarden opgesteld, die men onderteekenen(!!) moet, en worden Kautsky, Hilferding, Thomas, enz., uitgestooten. De groote massa echter, de middenstof, haalt men binnen, wordt met alle middelen binnen gedreven. En opdat het centrum vooral sterk en machtig zal worden, wordt de ‘linkerzijde’ buitengesloten, wanneer zij niet tot het Centrum overgaat! De allerbeste revolutionairen worden dus uitgestooten! En wanneer men de groote massa aldus op een gemiddeld niveau vereenigd heeft, dan gaat het met ijzeren discipline en onder leiders, die op zoo eigenaardige wijze hun proefstuk hebben afgelegd, te zamen voorwaarts. En waarheen? Naar den afgrond. - Wat helpen ons de prachtigste beginselen, de schitterendste thesen der Derde Internationale, als wij in de praktijk dit opportunisme | |
[pagina 27]
| |
huldigen? Ook de Tweede Internationale had de schoonste principes, maar toch ging zij onder door de praktijk. Wij echter, de linkerzijde, willen dit niet. Wij willen in West-Europa, gelijk eens de bolsjewiki in Rusland, eerst zeer hechte, zeer bewuste, zeer krachtige (aanvankelijk misschien slechts kleine) partijen, kernen vormen. En wanneer wij die eerst hebben, dan willen wij ze grooter maken. Maar steeds zeer hecht, zeer sterk en zeer ‘zuiver’. Slechts zoo kunnen wij overwinnen in West-Europa. Daarom verwerpen wij uwe taktiek ten eenenmale. Gij zegt dat wij, de leden van de Amsterdamsche Kommissie, de leeringen van vroegere revoluties vergeten hebben of niet kenden. Nu, partijgenoot, één ding heb ik toch goed onthouden. En dat is: dat de uiterste ‘linksche’ partijen daarin altijd een uitstekende, verheven rol hebben gespeeld. Dat was het geval in de Hollandsche revolutie tegen Spanje, in de Engelsche revolutie, in de Fransche revolutie, in de Kommune en in de beide Russische revoluties. Thans bestaan er, overeenkomstig de ontwikkeling der arbeidersbeweging, twee richtingen in de West-europeesche revolutie: de radikale en de opportunistische. Deze kunnen slechts door onderlingen strijd tot een goede taktiek, tot eenheid komen. Maar de radikale richting is, hoewel zij op enkele punten misschien te ver gaat, verreweg de beste. En gij, kameraad Lenin, gij steunt nu de opportunistische! En dat niet alleen! De Executieve in Moskou, de Russische leiders van een revolutie, die alleen zegevierde door den steun van een millioenenleger van arme boeren, wil het proletariaat van West-Europa, dat geheel op eigen krachten is aangewezen, de taktiek opdringen! En verplettert daartoe, evenals gij, de beste richting in West-Europa! Welk een ongeloofelijke domheid, en vooral welk een dialektiek! Wanneer de revolutie in West-Europa uitbreekt, zult gij met uwe taktiek nog wonderen beleven! Maar het proletariaat zal er het slachtoffer van zijn. Gij, partijgenoot, en de Executieve in Moskou weet, dat de vakvereenigingen in West-Europa contrarevolutionaire machten zijn. Dit blijkt uit uw stellingen. En toch wilt gij ze in stand houden. Gij weet ook dat de arbeidersunionen, de bedrijfsorganisaties, de ‘Rank and File’ beweging, revolutionaire organisaties zijn. En toch wilt gij ze verstikken. Gij wilt de organisaties waarin de arbeiders, iedere arbeider, en dus de massa, tot kracht en macht kan geraken, verstikken, en diegene waarin de massa een dood werktuig der leiders is, behouden. Op deze wijze wilt gij de vakvereenigingen in uwe macht, in de macht der Derde Internationale brengen. Waarom wilt gij dat? Waarom volgt gij deze slechte taktiek? Omdat gij massaas om u hebben wilt, welke dan ook, als het maar | |
[pagina 28]
| |
massaas zijn. Omdat gij gelooft, dat, wanneer gij slechts de massaas hebt, die u door ijzeren discipline en centralisatie gehoorzamen, (communistisch of half communistisch, of in het geheel niet communistisch), dat gij, de leiders, dan zult zegevieren. In één woord, omdat gij leider-politiek voert. Leider-politiek is die politiek, die massaas verzamelt zonder te vragen van welke overtuiging die zijn, of hoe hun hart is, en die meent dat de leiders, wanneer zij maar groote massaas om zich heen hebben, kunnen zegevieren. Maar deze politiek, zooals gij en de Executieve die nu doet zien in de kwestie der vakvereenigingen, zal in West-Europa geen succes hebben. Daartoe is het kapitalisme hier, ook nu nog, veel te sterk en staat het proletariaat hier te zeer alleen. Hier moeten de arbeiders zelf machtig worden, en dan, door hen, hun leiders. Hier moet het kwaad, de leiderpolitiek aan den wortel aangepakt worden. Evenals die van de Tweede Internationale zal uw taktiek schipbreuk lijden. Met deze taktiek hebt gij en de Executieve te Moskou bewezen, dat gij, wanneer gij tenminste deze taktiek niet verandert, niet in staat zijt, de West-Europeesche revolutie te leiden. Gij zegt, dat de ‘linkerzijde’, wanneer zij haar taktiek volgt, slechts praten, slechts zwetsen kan. Nu, partijgenoot, de ‘linkerzijde’ heeft in de meeste landen nog weinig of geen gelegenheid tot daden gehad. Maar zie slechts naar Duitschland en naar de taktiek en de daden der K.A.P.D. bij de Kapp-putsch en tegenover de Russische revolutie, en gij zult uw woorden moeten intrekken. |
|