Open brief aan partijgenoot Lenin
(1921)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend
[pagina 3]
| |
Open brief aan partijgenoot LeninGa naar voetnoot1)
| |
[pagina 4]
| |
Dat schijnt met elkaar in strijd te zijn. Maar dit komt daarvandaan, partijgenoot, dat uw punt van uitgang in uw brochure niet juist is. Gij oordeelt, naar ik meen, niet juist over de overeenkomst van de West-Europeesche revolutie met de Russische, over de voorwaarden van de West-Europeesche revolutie, d.w.z. over de klassenverhoudingen hier - en daardoor beoordeelt gij den bodem, waaruit de linkerzijde, de oppositie, opkomt, verkeerd. Daardoor schijnt de brochure juist, als men uw uitgangspunt aanneemt; maar verwerpt men dit (zooals men moet doen), dan is de geheele brochure onjuist. Daar al uw onjuiste, gedeeltelijk onjuiste, en voor een deel zeker geheel valsche oordeelvellingen tezamen vloeien tot uw beoordeeling van de linkerzijde der beweging, vooral in Duitschland en Engeland, en daar ik, hoewel niet in alle punten eens met deze beweging, zooals haar leiders weten, toch vast besloten ben haar te verdedigen, geloof ik het beste te doen, uw geschrift met een verdediging van de linkerzijde van haar standpunt uit te beantwoorden. Dit zal mij gelegenheid geven om niet slechts den bodem te toonen, waaruit zij ontstaat, en de reden aan te toonen, waarom zij nu en hier in West-Europa, in dit stadium, gelijk heeft en de voorkeur verdient, maar ook - en dit is wel even belangrijk - de verkeerde voorstellingen te bestrijden, die vooral in Rusland over de West-Europeesche revolutie heerschen. Dit is beide belangrijk, daar zoowel de West-Europeesche alsook de Russische taktiek afhangt van de voorstelling, die men van de West-Europeesche revolutie heeft. Gaarne had ik dit op het kongres in Moskou gedaan, maar ik was niet in staat om te komen. In de eerste plaats moet ik twee van uw opmerkingen weerleggen, die het oordeel van de partijgenooten en lezers kunnen vervalschen. Gij schrijft vol hoon en spot over den belachelijken en kinderachtigen onzin van den strijd in Duitschland over ‘diktatuur van de leiders of de massa's’ ‘van boven of van onderen’ enz. Dat dit geen kwesties moesten zijn, dat zijn wij geheel met u eens. Maar niet met uw hoon. Want helaas zijn het in West-Europa nog kwesties. Wij hebben namelijk in West-Europa in vele landen nog leiders, zooals zij in de Tweede Internationale waren; wij zoeken nog naar de goede leiders, die niet over de massa's willen heerschen, en die ze niet verraden; en zoolang wij deze niet hebben, willen wij alles van onderen op, door de diktatuur der massa's zelf. Als ik een berggids heb, die mij naar den afgrond leidt, heb ik er liever geen. Zoodra wij de juiste leiders hebben, zullen wij dit zoeken laten varen. Want dan zullen leiders en massa waarlijk één zijn. | |
[pagina 5]
| |
Dit en niets anders bedoelen de Duitsche en de Engelsche linkerzijde en wij met deze woorden.Ga naar voetnoot1) Hetzelfde geldt voor uw tweede opmerking, dat de leiders met de klasse en de massa één gesloten geheel moeten vormen. Dat zijn wij geheel met u eens. Maar dan moeten wij eerst zulke leiders vinden en opvoeden, die werkelijk één zijn met de massa. En ze vinden en opvoeden, dat kunnen de massa's, de politieke partijen en de vakvereenigingen slechts door den zwaarsten strijd, ook naar binnen. Datzelfde geldt voor de ijzeren discipline en de strenge centralisatie. Wij willen ze wel, maar eerst nadat wij de goede leiders hebben, eerder niet. Op dezen uiterst zwaren strijd, die nu in Duitschland en Engeland, de landen waar het kommunisme het dichtst bij zijn verwezenlijking staat, reeds met de grootste inspanning gevoerd wordt, kan uw hoon slechts schadelijk werken. Met dezen spot werkt gij de opportunistische elementen van de Derde Internationale in de hand. Want dit is een van de middelen, waardoor elementen in den Spartakusbond en in de B.S.P. in Engeland, en ook in de kommunistische partijen van vele andere landen de arbeiders bedriegen, wanneer zij zeggen, dat het geheele vraagstuk van massa en leiders een onzinnige vraag, ‘onzin en kinderachtig is’. Met deze frase verhinderen zij, en willen zij verhinderen, dat men hen zelf, de leiders, kritiseert. Met deze frase van ijzeren discipline en centralisatie vernietigen zij de oppositie. En deze opportunistische elementen werkt gij in de hand. Dat moest gij niet doen, partijgenoot. Wij zijn in West-Europa nog in het stadium van voorbereiding. Daar moest men liever voor de strijders dan voor de heerschers spreken. Dit echter hier slechts terloops; ik kom daarop nog in den loop van mijn brief terug. Er is nog een diepere reden, waarom ik het met uw brochure niet eens kan zijn. Dat is de volgende. Wanneer wij, West-Europeesche Marxisten, uw brochures, uw opstellen en geschriften lazen, dan was er, onder alle bewondering en instemming, die bijna alles, wat gij schreeft, bij ons vond, toch steeds een punt, waarbij wij onder het lezen steeds voorzichtig werden, waarover wij nadere opheldering wenschten, en dat wij, wanneer wij deze niet vonden, ook bij nader nadenken, steeds met zeer groot voorbehoud aannamen. Dat was, wanneer gij spraakt over de arbeiders en de arme boeren. Dat doet gij zeer, zeer dikwijls. En steeds spreekt gij dan van deze beide kategorieën als revolutionaire factoren over de gansche wereld. En nergens, tenminste zoover ik gelezen heb, wijst | |
[pagina 6]
| |
gij met nadruk op het zeer groote verschil, dat er in dit opzicht tusschen Rusland (met eenige Oost-Europeesche landen) en West-Europa (d.i. Duitschland, Frankrijk, Engeland, België, Holland, Skandinavië, Zwitserland, misschien zelfs Italië) bestaat. En toch ligt naar mijn meening de grondslag van het verschil tusschen uw opvatting over de taktiek in parlementaire en vakbewegingsvraagstukken en die van de zoogenaamde linkerzijde in West-Europa in dit verschil tusschen Rusland en West-Europa. Gij kent dit verschil even goed als ik, maar gij hebt daaruit niet de consequenties voor de taktiek in West-Europa getrokken, tenminste niet zoover ik uw geschriften gelezen heb. Gij hebt deze consequenties buiten beschouwing gelaten, en daardoor wordt uw oordeel over de West-Europeesche taktiek onjuist.Ga naar voetnoot1) Dit was en is des te gevaarlijker, daar overal in West-Europa deze uitspraak van u in alle kommunistische partijen gedachteloos nagepraat wordt, ook door Marxisten. Het wekt zelfs den schijn in alle kommunistische kranten, tijdschriften, brochures en openbare vergaderingen, alsof plotseling een opstand van de arme boeren in West-Europa nabij is. Op het groote verschil met Rusland wordt niet gewezen. Daardoor wordt het oordeel, ook van het proletariaat, misleid. Omdat gij in Rusland een reusachtige klasse van arme boeren hadt en met hun hulp hebt overwonnen, stelt gij het zoo voor, alsof wij in West-Europa die hulp ook zullen hebben. Omdat gij in Rusland enkel door deze hulp hebt gezegevierd, stelt gij het zoo voor, alsof men hier ook door deze hulp zal zegevieren. Door uw zwijgen over deze vraag, hoe het daarmede in West-Europa staat, stelt gij het zoo voor, en uw geheele taktiek ontstaat uit deze voorstelling. Deze voorstelling is echter niet de waarheid. Er is een reusachtig verschil tusschen Rusland en West-Europa. Over het geheel wordt de beteekenis van de arme boeren als revolutionaire factor van het Oosten naar het Westen steeds kleiner. In deelen van Azie, in China, in Indië zou deze klasse, als daar een revolutie uitbrak, geheel den doorslag geven; in Rusland vormt zij voor de revolutie een onontbeerlijke, ja, den hoofdfactor; in Polen en de staten van Midden-Europa is zij voor de revolutie nog van belang, maar hoe verder men naar het Westen komt, des te vijandiger staat zij tegenover de revolutie. Rusland had een industrieel proletariaat van 7 tot 8 millioen. Arme | |
[pagina 7]
| |
boeren evenwel waren er ongeveer 25 millioen. Toen Kerenski aan deze arme boeren den grond niet gaf, toen wist gij dat zij tot u moesten komen, zoodra zij dit bemerkt zouden hebben. Dit is in West-Europa niet het geval en zal dat nooit zijn; een dergelijke toestand bestaat in de West-Europeesche landen, die ik genoemd heb, niet. De toestand der arme boeren in West-Europa is een andere dan die in Rusland. Hoewel vaak vreeselijk, is hun toestand hier toch niet zoo vreeselijk als in Rusland, De arme boeren hier hebben, als pachter of eigenaar, een stukje grond. Door de uitstekende verkeersmiddelen kunnen zij dikwijls iets verkoopen. In het ergste geval kunnen zij gewoonlijk toch nog in hun eigen onderhoud voorzien. De laatste tientallen jaren brachten hun eenige verbetering. Zij kunnen nu, tijdens en na den oorlog, hooge prijzen bedingen. Zij zijn onmisbaar, want levensmiddelen worden slechts zeer schaarsch geimporteerd. Zij worden door het kapitalisme gesteund. Het kapitaal zal hen staande houden, zoolang het zelf staande blijven kan. De toestand der arme boeren bij u was veel ellendiger. Daarom hadden de arme boeren bij u ook een politiek, revolutionair program, en waren zij in een politieke, revolutionaire partij georganiseerd: de partij der sociaal-revolutionairen. Dit is hier nergens het geval. Bovendien bezat Rusland een ontzaglijk aantal landgoederen, die verdeeld konden worden, het grootgrondbezit, de kroondomeinen, de rijksgronden en de kloostergoederen. Wat echter zouden de kommunisten van West-Europa aan de arme boeren kunnen aanbieden, om hen tot revolutie, om hen aan hun zij de te brengen? Er waren in Duitschland (vóór den oorlog) 4 à 5 millioen arme boeren (met tot 2 H.A. grond). In wezenlijk grootbedrijf (meer dan 100 H.A.) werden slechts 8 à 9 millioen H.A. geëxploiteerd. Al zouden de kommunisten al deze gronden verdeelen, dan nog zouden de arme boeren arme boeren blijven, want ook de 7 à 8 millioen landarbeiders zouden op een deel aanspraak maken. Maar zij kunnen niet eens alles verdeelen, want zij zullen de grootbedrijven zelf noodig hebben.Ga naar voetnoot1) De kommunisten in Duitschland bezitten dus, enkele betrekkelijk kleine streken uitgezonderd, niet eens een middel om de arme boeren te lokken. Want de midden- en kleinbedrijven zal men toch zeker niet onteigenen? En evenzoo staat het met de 4 à 5 millioen arme Fransche boeren, en evenzoo in Holland, België, Zwitserland en de Scandinavische landen. Overal overheerscht het klein- en middenbedrijf. Zelfs in Italië is de zaak twijfelachtig. Om van Engeland niet te spreken, waar niet meer dan één à tweehonderdduizend arme boeren zijn. Deze cijfers toonen ook aan, dat het aantal arme boeren in West- | |
[pagina 8]
| |
Europa betrekkelijk gering is. Dat dus de hulptroepen, als zij er waren, maar klein zouden zijn. Ook de belofte, dat zij onder het Communisme geen pacht en geen hypotheekrente hebben te betalen, kan hen niet lokken. Want met het Communisme zien zij den burgeroorlog, het verdwijnen der markten en de verwoesting komen. De arme boeren in West-Europa zullen, wanneer geen krisis uitbreekt, veel vreeselijker nog dan nu in Duitschland, een krisis, die in haar vreeselijkheid elke vroegere overtreft, zich blijven scharen om het kapitalisme, zoolang dit nog eenigermate leven heeft.Ga naar voetnoot1) De arbeiders in West-Europa staan geheel alleen. Want ook slechts een zeer dunne laag van den lageren middenstand zal hun te hulp komen. En deze heeft ekonomisch weinig te beteekenen. De arbeiders zullen geheel alleen de revolutie moeten maken. Dat is het groote verschil met Rusland. Misschien, pg. Lenin, zult gij zeggen, dat dit ook in Rusland het geval is geweest. Ook in Rusland heeft het proletariaat de revolutie alleen gemaakt. Eerst na de revolutie kwamen de arme boeren. Dat is juist, maar toch blijft het verschil ontzaglijk. Gij wist, pg. Lenin, dat de boeren zeker en spoedig tot U zouden komen. Gij wist, dat Kerenski hun den grond niet kon en niet wilde geven. Gij wist dus, dat zij Kerenski weldra niet meer zouden helpen. Gij hadt een toovermiddel: ‘De grond aan de boeren!’. waarmee gij hen terstond tot het proletariaat brengen kondt. Wij daarentegen weten zeker, dat overal op het vasteland van West-Europa zij het kapitalisme zullen steunen. Misschien zult gij zeggen, dat in Duitschland wel geen groote massa van arme boeren gereed staat zich bij ons te voegen, maar dat ongetwijfeld de millioenen proletariërs, die thans nog trouw zijn aan het kapitalisme, tot ons zullen komen. Dat dus de plaats van de Russische arme boeren hier door proletariërs zal worden ingenomen. Dat er dus in elk geval toch hulp komt. Ook deze voorstelling is wezenlijk onjuist. Het verschil met Rusland blijft ontzaglijk. De Russische boeren kwamen namelijk na de zegepraal over het kapitalisme tot het proletariaat. Maar wanneer de Duitsche arbeiders, die thans nog aan de zijde van het kapitalisme staan, tot het kommunisme komen, dan begint de strijd tegen het kapitalisme eerst recht. Door het feit dat de arme boeren er waren, daardoor, alleen daar- | |
[pagina 9]
| |
door, zegevierden de Russische kameraden. En hun overwinning werd sterk en machtig, nadat de boeren tot hen kwamen. Maar door het feit, dat de Duitsche arbeiders in de rijen van het kapitalisme staan, daardoor komt de overwinning niet, wordt ook niet gemakkelijk, en, als zij de zijde kiezen van het kommunisme, dan begint de strijd eerst recht. De revolutie in Rusland was gedurende haar jarenlange voorbereiding verschrikkelijk voor het proletariaat. En verschrikkelijk is zij thans, nadat zij heeft gezegevierd. Maar zij was, toen zij plaats greep, gemakkelijk, juist door de boeren. Bij ons is dit geheel anders, juist het tegenovergestelde. In haar ontwikkeling was de revolutie gemakkelijk en zij zal dat ook in haar nawerking zijn. Maar zelf zal zij vreeselijk zijn. Waarschijnlijk vreeselijker dan eenige revolutie ooit tevoren, Want het kapitalisme, dat bij u zwak was, en slechts zoo'n beetje bovenop het feodalisme, de middeleeuwen, ja soms zelfs op de barbaarschheid geplakt, is bij ons sterk en geweldig georganiseerd en vast geworteld. En de lagere middenstand en de kleine en arme boeren, die altijd aan de zijde van de sterksten staan, zullen, met uitzondering van een kleine, ekonomisch onbeteekenende groep, aan het kapitalisme vasthouden, tot zijn einde inderdaad gekomen is. De revolutie in Rusland overwon door de hulp der arme boeren. Dat moet men hier, in West-Europa en overal op de wereld, altijd in gedachte houden. Maar de arbeiders in West-Europa staan alleen, dat moet men in Rusland altijd bedenken. Het proletariaat in West-Europa staat alleen. Dat is de waarheid. En daarop, op die waarheid, moet onze taktiek gebaseerd zijn. Elke taktiek, die niet daarop gebaseerd is, is verkeerd, en voert het proletariaat tot ontzaglijke nederlagen. Dat deze bewering de waarheid is, wordt ook door de praktijk bewezen. Want niet alleen hebben de west-europeesche boeren geen program, eischten zij niet den bodem voor zich, maar ook nu het communisme nadert, komen zij niet in beweging. Deze bewering moet echter natuurlijk niet volkomen absoluut opgevat worden. Er zijn, zooals ik reeds zeide, streken in West-Europa, waar groot-grondbezit overweegt, en waar dus de arme boeren voor het communisme te krijgen zijn. Er zijn andere streken, waar zij door plaatselijke verhoudingen te winnen zijn. Maar deze streken zijn betrekkelijk klein. En mijne beweringen beteekenen ook niet, dat geheel aan het einde der revolutie, wanneer alles instort, geen arme boeren tot ons zullen komen. Dat is ontwijfelbaar. Daarom moeten wij ook voortdurend propaganda onder hen voeren. Maar wij hebben onze taktiek te bepalen voor het begin en den gang der revolutie. Wat ik | |
[pagina 10]
| |
dus zeide, is het algemeene karakter, de algemeene tendenz der verhoudingen. En op deze alleen kan en moet eene taktiek gegrond zijn.Ga naar voetnoot1) Er volgt daaruit nu in de eerste plaats, - en het moet hier met nadruk en klaar en duidelijk gezegd worden, - dat in West-Europa de werkelijke revolutie, d.w.z, de omverwerping van het kapitalisme, en de oprichting en duurzame instandhouding van het kommunisme nu alleen nog mogelijk is in die landen, waar het proletariaat alleen sterk genoeg is tegenover alle andere klassen, dus in Duitschland en Engeland, en, omdat daar de hulp der arme boeren mogelijk is, in Italië. In de andere landen is slechts de voorbereiding der revolutie mogelijk. Door propaganda, organisatie en strijd. Zij zelve kan slechts plaats vinden, nadat de maatschappij zóó door de revolutie in de grootste staten (Rusland, Duitschland en Engeland) is geschokt, dat de burgerlijke klassen zwak genoeg geworden zijn. Want gij zult mij toch toegeven, dat wij onze taktiek niet instellen kvnnen op gebeurtenissen die misschien komen, maar misschien ook uitblijven zullen (zooals hulp der russische legers, indische opstand, vreeselijke krisis zooals er nog nooit was, enz.) Dat gij deze waarheid over de beteekenis der arme boeren in West-Europa dus niet ingezien hebt, dat is uw eerste groote fout, partijgenoot. En eveneens die der Executieve in Moskou en die van het internationale congres. Wat beteekent nu verder dit alleen-staan (zoo geheel anders dan het Russische proletariaat), dit geen-kans-hebben op hulp van waar en van wie ook, met betrekking tot de taktiek? Het beteekent ten eerste, dat de eischen, die aan de massa gesteld worden, nog veel grooter zijn dan in Rusland. Dat dus de beteekenis van de proletarische massa in de revolutie veel grooter is. En ten tweede, dat de beteekenis der leiders overeenkomstig kleiner is. Want de Russische massaas, de proletariërs, hadden de zekerheid, en zagen dit reeds tijdens den oorlog gedeeltelijk voor hun oogen, dat de boeren spoedig aan hun zijde zouden staan. De Duitsche proletariërs, om voorloopig slechts bij dezen te blijven, weten dat zij het geheele Duitsche kapitalisme met alle klassen tegenover zich hebben. Wel telde het proletariaat in Duitschland voor den oorlog reeds 19 à 20 millioen werkelijk arbeidenden, bij een totaalbevolking van 70 millioen,Ga naar voetnoot2) maar zij staan tegenover alle andere klassen. | |
[pagina 11]
| |
Zij staan, ongewapend, tegenover een oneindig sterker kapitalisme dan de Russen. En de Russen waren gewapend. De revolutie eischt dus van iederen Duitschen proletariër, van iederen enkeling nog veel grooter moed en veel meer offervaardigheid dan van de Russische. Dit is een gevolg van de ekonomische en klasse-verhoudingen in Duitschland en niet van de een of andere theorie of fantasie van revolutieromantici of intellectueelen!! Indien niet de geheele klasse, of tenminste haar overgroote meerderheid, zich zelve persoonlijk met bijna bovenmenschelijke kracht voor de revolutie tegen alle andere klassen inzet, dan zal zij niet zegevieren. Want gij zult mij toch weder toegeven, dat wij bij de vaststelling onzer taktiek op onze eigen krachten moeten rekenen en niet op vreemde hulp (als de Indische opstand, de Russische legers, enz.). Het proletariaat, vrijwel ongewapend, alleen, zonder hulp, tegenover een zoo machtig kapitalisme, dat beteekent in Duitschland: iedere proletariër, de groote meerderheid, een bewust strijder, iedere proletariër een held. - En zoo is het overal in West-Europa. De meerderheid van het proletariaat, die tot bewuste, vastbesloten strijders, tot waarachtige kommunisten wordt, moet hier, absoluut en relatief, veel grooter zijn dan in Rusland. En nogmaals: Dit niet ten gevolge van voorstellingen, van droombeelden van een of anderen intellectueel of poëet, maar op grond van de zuivere werkelijkheid. En evenals de beteekenis der klasse toeneemt, vermindert naar evenredigheid de beteekenis der leiders. Dat wil niet zeggen, dat wij geen uitstekende leiders noodig hebben. De allerbeste zijn nog niet goed genoeg, wij zoeken ze juist. Dat wil alleen zeggen, dat in vergelijking met de beteekenis der massaas, de beteekenis der leiders minder wordt. Wanneer men, gelijk gij, met 7 of 8 millioen proletariers een land van 160 millioen inwoners wil winnen, ja, dan is de beteekenis der leiders enorm! Want om met zoo weinigen zoo velen te overwinnen, dan komt het in de eerste plaats op de taktiek aan. Wanneer men, gelijk gij, met een zoo kleine schaar, maar met vreemde hulp, een zoo groot land overwint, dan is dat in de eerste plaats te danken aan de taktiek van den leider. Toen gij, kameraad Lenin, met die kleine schare van proletariërs den strijd aanvingt, toen was het in de eerste plaats uw taktiek, de taktiek van den leider, die op het juiste oogenblik de slagen toebracht en den steun der arme boeren won. Maar in Duitschland? Daar bereikt de slimste taktiek, de grootste klaarheid, zelfs het genie van den leider, niet veel, niet het meeste. | |
[pagina 12]
| |
Onverbiddelijk staan daar de klassen tegenover elkander, één tegenover allen. De proletarische klasse moet daar zelf beslissen. Door haar macht, door haar aantal. Haar macht echter bestaat, daar de vijand zoo geweldig en zoo oneindig sterker georganiseerd is dan het proletariaat, voornamelijk in haar kwaliteit. Gij stondt tegenover de Russische bezittende klassen als David tegenover Goliath. David was klein, maar hij had een wapen dat doodelijk was. Het Duitsche, het Engelsche, het West-Europeesche proletariaat staat tegenover het kapitalisme als een reus tegenover een reus. Bij hen komt het slechts op de kracht aan. De kracht van het lichaam, maar vooral van den geest Hebt gij niet opgemerkt, kameraad Lenin, dat er in Duitschland geen ‘groote’ leiders zijn? Het zijn allemaal heel gewone mannen. Dat wijst er reeds op, dat deze revolutie in de eerste plaats het werk der massa's en niet der leiders zal zijn. Volgens mijn opvatting iets grootschers, iets grooters, dan ooit is geschied. En een verwijzing naar hetgeen het kommunisme eens zijn zal. En zooals het in Duitschland is, is het in geheel West-Europa. Want overal staat het proletariaat alleen. De revolutie der massa's, der arbeiders, - van de massa's der arbeiders alleen, de eerste maal in de wereldgeschiedenis. En dit niet, omdat het zoo goed of zoo mooi is, of door iemand uitgedacht, maar omdat het door de ekonomische en klasseverhoudingen zoo is bepaald.Ga naar voetnoot1) Met andere woorden en om de zaak zoo helder mogelijk te maken: De verhouding van de West-Europeesche revolutie tot de Russische kan met de volgende vergelijking duidelijk gemaakt worden: Wanneer in een Aziatisch land, als China of Engelsch-Indië, waar slechts een half procent der inwoners industrieele proletariers en 80 procent kleine boeren zou zijn, een revolutie zou uitbreken en door de arme boeren onder leiding der politiek en sociaal meer ontwikkelde proletariërs, die in lokale vakorganisaties en coöperaties vereenigd waren, slaagde, wat zouden de Russische arbeiders dan gezegd hebben, als de Chineesche of Indische arbeiders tot hen kwamen en zeiden: ‘Wij hebben door onze lokale vakvereenigingen en coöperaties overwonnen, nu moet gij uwe revolutie evenzoo maken?’ Zij zouden geantwoord hebben: ‘Waar de vrienden, dit is onmogelijk. Ons land is veel verder | |
[pagina 13]
| |
ontwikkeld dan het uwe. Bij ons zijn niet ½ maar 3 procent der bevolking industrieele proletariërs. Ons kapitalisme is machtiger dan het uwe, wij hebben dus betere en machtiger organisaties noodig dan gij hadt’. Evenzoo als de Russen tot de Indiërs of Chineezen, zoo moeten de West Europeesche arbeiders, de Duitsche en de Engelsche in de eerste plaats, antwoorden aan de Russen: ‘Wij hebben niet 3, maar 20 procent der bevolking als industrieele proletariërs. Ons kapitalisme is honderdmaal sterker dan het uwe. Wij hebben dus andere betere organisaties noodig dan gij: Bedrijfsorganisaties en veel sterkere communistische partijen’. Uit dit verschil tusschen Rusland en West-Europa volgt nu: 1. Dat, wanneer gij of de Executieve in Moskou of de opportunistische kommunisten in West-Europa, die aan uwe zijde staan, zooals die van den Spartacusbond of van de tweede Engelsche Kommunistische partij, zeggen: een strijd over de vraag: leiders of massa, is onzin, dit niet slechts onjuist is tegenover ons, daar wij nog de leiders zoeken, maar ook omdat deze vraag bij u een andere beteekenis heeft dan bij ons. 2. Dat, wanneer gij tot ons zegt: leiders en massa moeten een onafscheidelijk geheel vormen, dit niet slechts onjuist is, omdat wij immers een zoodanige eenheid zoeken, maar ook omdat deze vraag bij u een andere beteekenis heeft dan bij ons. 3. Dat, wanneer gij zegt: Er moet een ijzeren discipline en een absolute militaire centralisatie in de Kommunistische Partij zijn, dit niet alleen onjuist is, omdat wij een ijzeren discipline en een sterke centralisatie zoeken, maar ook omdat deze vraag bij u een andere beteekenis heeft dan bij ons. 4. Er volgt uit, ten 4e, dat, waanneer gij zegt: wij handelden zoo en zoo in Rusland (b.v. na het Kornilof-offensief of na welke andere episode ook), of wij namen in die en die periode deel aan het parlement, of wij bleven in de vakvereenigingen, en daarom moet het Duitsche proletariaat evenzoo handelen, dat dit dan nog absoluut niets bewijst, daarom dan ook niet juist kan zijn of behoeft te zijn. Want de West-Europeesche klasseverhoudingen in den strijd, in de revolutie, zijn geheel anders dan in Rusland. 5 En ten slotte volgt, ten 5e, dat, wanneer gij of de Executieve te Moskou, of de opportunistische kommunisten in West-Europa ons een taktiek willen opdringen, die in Rusland volkomen juist was, - b.v. die welke er bewust of onbewust op berekend is en bewust of onbewust er op steunt, dat de arme boeren of andere arbeidende klassen zich spoedig bij ons aan zullen sluiten, - m.a.w. dat het proletariaat | |
[pagina 14]
| |
hier niet alleen staat, - dat dan die taktiek, hetzij gij die voorschrijft, hetzij die hier uit eigen beweging gevolgd wordt, het West-Europeesche proletariaat den ondergang tegemoet en tot vreeselijke nederlagen zal voeren. 6 En eindelijk volgt hier nog uit ten 6e, dat wanneer gij of de Executieve te Moskou of de opportunistische elementen in West-Europa, zooals de Centrale van den Spartacusbond in Duitschland en de B.S.P. in Engeland, ons hier in West-Europa willen dwingen tot een opportunistische taktiek (het opportunisme steunt altijd op vreemde elementen, die op een gegeven oogenblik het proletariaat in den steek laten!), gij ongelijk hebt. Dit: het alleen-staan, het geen hulp te verwachten hebben, de grootere beteekenis der massa alzoo en de relatief kleinere beteekenis der leiders - dit zijn de algemeene gronden, waarop de West-Europeesche taktiek gebaseerd moet zijn. Deze werden door Radek, toen hij in Duitschland was, en door de Executieve der Internationale te Moskou en door u, zooals uit uw woorden blijkt, niet gezien. En op deze overwegingen - het alleen-staan van het proletariaat en de grootere beteekenis der massaas en der individuen - is de taktiek van de Kommunistische Arbeiderspartij van Duitschland, van de Kommunistische Partij van Sylvia PankhurstGa naar voetnoot1) en van de meerderheid der Amsterdamsche Kommissie, zooals die door Moskou was samengesteld, gebaseerd. Uit deze overwegingen trachten zij in de eerste plaats de massa's, als geheel en als individuen, tot veel grootere hoogte te brengen, hen, man voor man, tot revolutionaire strijders op te voeden, door hen te doen begrijpen (niet alleen in theorie, maar vooral door de praktijk), dat alles op hen aankomt, dat zij van den steun van andere klassen niets, van de leiders slechts weinig, maar van zich zelf alles te verwachten hebben. Theoretisch is dus, afgezien van particuliere uitingen, kleinere kwesties en uitwassen, zooals die b.v. door Wolfheim en Laufenberg werden te berde gebracht en die onvermijdelijk zijn in den aanvang van elke nieuwe beweging, de opvatting van deze partijen en partijgenooten volkomen juist en uwe bestrijding totaal onjuist.Ga naar voetnoot2) Wanneer men van het Oosten van Europa naar het Westen gaat, overschrijdt men op een bepaalde plaats een ekonomische grens. Deze | |
[pagina 15]
| |
loopt van de Oostzee naar de Middellandsche Zee, ongeveer van Dantzig naar Venetië. Zij scheidt twee werelden. Want ten Westen van deze lijn heerscht het industrieele, het handels- en het finantieele kapitaal, vereenigd in den hoogst ontwikkelden vorm van het kapitaal, het bankkapitaal, zoo goed als onbeperkt. Het landbouwkapitaal zelfs is aan dit kapitaal ondergeschikt of heeft zich ermee moeten verbinden. Dit kapitaal is in de hoogste mate georganiseerd en in de hechtste staatsregeeringen saamgevat. Ten Oosten van deze grenslijn bestaat noch deze ontzaglijke ontwikkeling van het gekoncentreerde industrieele, handels-, transporten bankkapitaal, noch zijn absolute overheersching, en evenmin, in verband hiermee, de moderne hechte staat. Het zou reeds op zich zelf een wonder zijn, als de taktiek van het revolutionaire proletariaat ten Westen van deze lijn dezelfde was als ten Oosten! |
|