Verzamelde werken. Deel 8. Laatste gedichten
(1952)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend
[pagina 133]
| |
[pagina 134]
| |
Ik treed naar buite' op d' aard' in diepen nacht, -
Het is nacht, en, o, 't is lang voor het daagt,
Want 't onheil stort zich op de aarde in vlagen,
Door 't kapitaal, dat over de aarde jage'.
Het kapitaal raast, de aarde is versaagd
Van schrik, door 't eindelooze moeizaam slaven
Der millioenen loonknechten, zijn slaven,
Door 't geld dat over de donkre aarde jaagt.
Ik ga door stad van wie d' arbeiders schenden,
En die hen naar de helle op aarde zenden,
En ook zich zelf, door weelde-ontucht verwenden.
En 'k nader de droef-sombere paleizen
Van den arbeid, die wel ten hemel rijzen,
Maar die de hel zelf zijn, om van te ijzen.
| |
[pagina 135]
| |
II
En gaande door het nachtlicht denk ik dit,
Door 't aardlicht mijn gepeinzen, zwart en wit:
| |
[pagina 136]
| |
III
De arbeiders moeten worden gebracht,
Door zich, van uit domheids en lafheids nacht,
Tot de bewustheid van de gansche klasse,
Tot de koenheid van de geheele massa.
De massa's moeten zelve, zelve, zelve,
Verheffen uit den nacht hun wit gezicht.
De klasse moet zich zelf uit de gewelven
Der nacht der slavernij brenge' aan het licht.
En dan moet de klasse zich zelve maken
Tot Arbeidersrade', in 't Heelal opgericht,
Met vertegenwoordigers voor hunne zake,
Maar zelve als één volkomen wit licht.
De massa moet de Raden zelf zijn, en haar take
Doen als der sterren één, eindloos, gezicht.
| |
[pagina 137]
| |
IV
Die Arbeidersraden verlossen de menschheid
Van de duizenden eeuwen slavernij,
En maken haar en iederen mensch vrij
Met eene vrijheid waaraan geene grens leit.
Die Arbeidersraden maken het heelal,
Zoover het binnen 't bereik van den mensch leit,
Hem onderworpen, en daardoor de menschheid.
Ieder mensch, machtig, blij, en hel, - kristal.
Die Arbeidersraden maken van de menschheid
Eén groot wezen, samen als een kristal,
Stralend zoover het binnen zijn lichtgrens leit
Als een volkomen kristal in 't heelal.
Die Arbeidersraden maken dit één vuur
Van de menschheid, midden in de natuur.
| |
[pagina 138]
| |
V
Die Arbeidersraden dooden 't kapitaal,
De laatste vorme van de tirannie,
En stichten het rijk van de harmonie
Der vrijheid, aller menschen: één kristal.
Die Arbeidersraden maken tot één zon
De menschheid, allen samen, straal naast straal,
Die Arbeidersraden maken haar één bron
Van menschen, even machtig, wel naast wel.
Die Arbeidersraden maken één kristal
Van de geheele menschheid, straal naast straal.
Die Arbeidersraden maken ze tot één vuur,
Alle samen beheerschend de natuur. -
Die Arbeidersraden zijn dáárvan de zaden,
Die dáártoe opwassen, - door hunne daden.
| |
[pagina 139]
| |
VI
Uit iedre werkplaats één organisatie,
Uit elke organisatie één Raad,
Één Raad uit de organen elker natie,
Uit alle raden één gemeene Raad.
Dat is d' organisatie van den arbeid
Die overwinnen zal het kapitaal,
Dit is d' organisatie die in waarheid
Hen meesters van de aarde maken zal.
In deze organisatie komen zij zelve,
D' arbeiders, ieder van hen, tot hun kracht,
Hiermee kunnen zij 't graf van ieder delven,
Die de tirannie heeft of naar ze tracht.
Die zelf zijn, en waarop berust, hun macht.
| |
[pagina 140]
| |
VII
Die economische en politieke raden
Zijn werktuigen der harde evólutíe,
Zoolang de historie vraagt nog niet naar daden
Van het geweld der hoog' revólutíe.
Maar zoodra zij d' arbeiders roept tot daden
Der gewelddadige revólutíe,
En wegwerpt als een vod d' evólutíe,
Dan zijn de organen weer de Arbeidersraden.
Zij maken d' arbeidersorganisatie
In de werkplaatsen, en hen tot één natie,
In de dagen der harde evólutíe,
Zij maken zich zelf tot het afdoend wapen,
Dat d' arbeiders slechts hebben op te rapen,
In de dagen der trotsche revólutíe.
| |
[pagina 141]
| |
VIII
Die Arbeidersraden zijn de verdediging
Van den eersten communistischen staat,
Tegen iederen aanval of beleediging
Door wat van 't kapitalisme nog bestaat.
Maar zij zijn ook de trotsche organisatie
Van de socialistische productie,
Van stad, van land, van wereld. Zij, de statie
Der eeuwig-communistische constructie.
Zoo zijn d' Arbeidersraden het almachtige
Wapen, het sterke, het van de zege drachtige,
Dat ons bevrijdt van kapitaal's omnachtige.
Zij zijn voor d' arbeid het Heilig der Heiligen,
Het voor den strijd en revolutie veilige,
En voor de zalige toekomst éénig welige.
| |
[pagina 142]
| |
XI
Wanneer de overwinning eens behaald is,
En het communistische rijk ompaald is,
Als de aarde, slechts door het groot heelal,
Waarin het schittert als één zacht kristal -
Dan vervallen van zelf ov'ral de staten,
En wordt de menschheid tot een éénige Natie,
En, met de aarde, één organisatie
Slechts voor den arbeid, allen menschen ten bate.
En ook dan nog zijn de Arbeidersraden
De eenige organen - ter productie,
Geestlijk en stoffelijk, - der menschheidsarbeid,
Mannen, vrouwen, kindren doen dáár hun daden
Voor de menschheid, dáárin. Zij zijn de constructie
Der communistische geest- en stoflijke waarheid.
| |
[pagina 143]
| |
X
D'Arbeidersraden worde' eenmaal het wezen
Van de geheele menschheid op de aarde.
Zooals in bloemen in een groote gaarde
Het hoogste zonnelicht samengelezen.
Zij zijn het hoogste van de al-gemeenschap,
Zij zijn het verwerpen van de alleenschap,
Dáárin elke man, vrouw en teeder kind
Alleen zijn eenig doel, de Menschheid, vindt.
De Arbeidersraden zijn dus als het licht -
Zij zijn de vrede, de rust en het heil,
Zij zijn de waarheid en de bron der waarheid.
Zij zijn de vastheid en het Algeheel
Der menschheid, de knooppunten van den arbeid,
Zij zijn de zaligheid der menschheid, - o zij zijn het licht.
| |
[pagina 144]
| |
XI
Zoo denk ik midden in de woeste vlagen
Des kapitaals, gaand. Zoo zijn mijn gedacht'. -
Want ik houd nimmer, nimmer op te vragen
Naar uw heil, Arbeiders, nooit, dag noch nacht.
| |
[pagina 145]
| |
XII
En in den nacht, in donkre zwarte stad,
Waar dondrend dreunt 't machtig kapitalisme
En hoog regeert het trotsche imperialisme
Over de slaven, waarvan 't weldra zat, -
Neerliggend slapend, van d' arbeid doodmat ..
Of in het licht van de fabrieken bouwend,
In 't donker om hun eigen arbeid rouwend,
Aan nieuwen hen vernietigenden schat, -
Daar is het als in een zee zonder oever,
Iedere golf is dan de andere droever,
Iedere stad is dan de andre doffer.
Daar ga ik stil door de arbeidspaleizen,
Die eindeloos rondom in den nacht rijzen, -
Wijl mijn gedachten in den hemel reizen.
| |
[pagina 146]
| |
XIII
En stil ga ik mijn kamer weder binnen,
Daar buiten, om mij alles te bezinnen.
|
|