Verzamelde werken. Deel 7. De groote dichters
(1952)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend
[pagina 481]
| |
Lucretius(50)
O, Alvoedende Venus, uit wie Aeneas' geslacht stamt,
O, Gij Wellust van menschen en Goden, die onder des hemels
Glijdende lichten, de zee met zijn zeilen, de vruchtbare wereld
Blijde doet stralen! Door u immers draagt wat er ademt op aarde
5[regelnummer]
Levende vrucht, die, geboren, het licht van de zon mag aanschouwen...
Stormen, Godin, en de wolken des hemels ontwijken uw aankomst,
Bont laat voor u de aarde haar geurige bloemen ontspruiten,
U lacht de rimplende zee toe, voor u glanst de hemel bevredigd,
Wijduit van licht, want nauw is het lentegelaat van de dagen
10[regelnummer]
Opengeblonken, 't bezielende waaien van 't Westen ontgrendeld,
Levend geworden, Godin, of de vogels des hemels verkonden,
't Hart door uw machtigen invloed geschokt, het eerste uw naadren!
Uitgelaten doordartlen de kudden de vroolijke weiden
Zwemmend door wilde rivieren. Door uwe bekoring gevangen
15[regelnummer]
Volgt u begeerig alles wat leeft, waarheen gij ook voorgaat.
Alles in één woord wat overal leeft in zeeën en bergen,
Leeft in onstuimige stroomen, in 't bladerenhuis van de vogels,
Leeft op de groenende velden, die allen doorgloeit gij met liefde,
Dat zij vol wellust geslacht na geslacht door de eeuwen heen scheppen!
(51)
Op zweept - dit noem ik het eerste - de windkracht het zeeën-gevaarte.
Zij doet reusachtige schepen vergaan en de wolken zich splitsen,
275[regelnummer]
Giert tegelijk in een wervlende vaart door de velden en strooit er
Machtige boomen op neer en teistert de toppen der bergen,
Door ze met wouden-vernielende vlagen te treffen. Zoo woedt zij
| |
[pagina 482]
| |
Razend met huilen en gieren en dreigend gebulder... En zoo zijn
Immers de winden ook dingen, niet waar, al zijn zij onzichtbaar,
Dingen die d' aard en de zee en vooral ook den hemel van wolken
Schoonvegen, al wat weerstreeft in hun woedende wervlen vernielend...
280[regelnummer]
Anders stroomen zij niet en verbreiden niet anders verwoesting,
Dan zooals eensklaps 't zachtaardige water vooruitspringt, gezwollen,
Als van de toppen der bergen door hevige buien een stortvloed
Afstroomt en stukken van bosschen en heele bosschages ter neer slaat...
Ook kunnen krachtige bruggen den druk van het aanstroomend water
285[regelnummer]
Plotsling gezwollen, niet remmen en 't steigert, door buien vertroebeld,
Op tegen dijken en onder een hevig gedonder vergruizelt
't Onwederstaanbaar geweld van den stroom ze en rolt in zijn golven
Machtige rotsen en velt wat zijn wateren weerstand biedt, neder.
290[regelnummer]
Evenzoo zullen dus ook de windvlagen voort moeten snellen,
Die als een krachtige stroom naar alle kanten zich storten,
Alles wat hun in den weg komt verbrijzlen, met tallooze stooten
Neerslaan, het grijpen en mee met zich sleuren in wervlende kolken.
Daarom, ik zeg het nog ééns, en nog ééns weer, zijn winden, al zijn zij
295[regelnummer]
Altijd onzichtbaar, ook dingen, omdat zij door daad en karakter
Blijken gelijk aan rivieren te zijn, wier lichaam te zien is,
Verder ruiken wij ook verschillende geuren van dingen,
Zelfs al zien wij ook nooit dat ze tot onze neusgaten naadren,
Evenmin zien wij een gloeiende hitte of kunnen wij koude
Waarnemen met onze oogen, of plegen geluiden 't aanschouwen.
| |
[pagina 483]
| |
(52)
Toen voor zijn oogen het leven zoo diep afzichtelijk neerlag,
Nedergetrapt door het zware gewicht van den godsdienst, die dreigend,
65[regelnummer]
Hoog uit des hemels gebied haar hoofd met den vreeslijken aanblik
Toonde den menschen, toen dorst voor het eerst een van Griekenlands mannen
Op te slaan tegen dien blik zijn sterflijke oogen en waagde 't
Weerstand te bieden... Geen sagen der Goden, geen hemel, met bliksem
Dreigend en donder, verschrok hem, maar stookt' er zijn vurige geestkracht
70[regelnummer]
Nog des te feller mee aan, om het eerste de knellende kluisters
Weg te slaan van de poort der Natuur! En zóó overwon dan
Dappere zielskracht! En buiten de vlammende wallen der wereld
Waagt zij het verre te gaan en het wijde Heelal te doorkruisen,
Alom met geest en verstand. En weergekeerd als overwinnaar
75[regelnummer]
Brengt hij bericht, wat kan en wat niet geboren kan worden,
Hoe ook ten slotte voor alles de macht en de grenzen bepaald zijn,
Hoe en hoe duidlijk beperkt... waardoor dan op zijn beurt de godsdienst
Weder ter neer wordt geworpen en onder de voeten vertreden...
Ons heeft de zege gesteld op gelijken trap met den hemel.
Vertaling Dr. A.W. Timmerman.
|
|