Het moet schoon zijn, dat wil zeggen: het moet in- en uitwendig goed, bruikbaar, nuttig zijn. Nuttig natuurlijk voor de hoorders die het schoon moeten vinden. En de hoorders, dat is de arbeidende klasse, uit wier werken het ontsproten is, aan wie wij het te danken hebben, en die, als ze het zien, er nut en gebruik van moeten hebben en die moeten zeggen: die hartstocht is de mijne, dat is het beeld van mijn streven en strijd, dat vind ik schoon.
Deze hartstocht, de inhoud van de poëzie van nu, moet zijn waarheid onder den vorm van leugen. Deze gecursiveerde woorden willen zeggen, dat de vrije kunst, de vrije droom van den kunstenaar die boven de werkelijkheid, uit de werkelijkheid, een nieuwe waarheid schept, wier deelen waar, maar wier geheel totaal onwaar, totaal leugen is, het valsch beeld van onzen waren hartstocht voor de ware werkelijkheid moet zijn.
De poëzie, die wij zoeken, moet zijn hartstochtelijk voor den strijd der arbeidende klasse en de bevrijding van den loondienst en al wat daarbij behoort, wáár omdat zij dezen strijd, de grootste, waarste werkelijkheid die er is, tot haar inhoud maakt, verbeeld en waarheid onder valschen vorm, omdat zij uit al de krachten der menschelijke persoonlijkheid iets nieuws, iets nooit bestaand hebbends, iets totaal geestelijks en in de werkelijkheid onbestaanbaars maakt.
Eén blik op de groote poëzieën die geweest zijn, toont ons, dat wij, aldus zoekende, zijn op den goeden weg.