Maar deze hartstocht moet precies uitgebeeld zijn. Dat wil zeggen: de poëet moet kunnen beschikken en bij het dichten beschikt hebben over het vermogen zijn hartstocht af te beelden, heel precies af te beelden. Hij heeft daar groote middelen voor: den klank en het rhythme, het rijm, de maat, de woorden zelf zooals zij een beeld van een ding geven, en wat men in meer beperkten zin beelden noemt of vergelijkingen. Hij moet die zoo precies kunnen gebruiken dat het geheel den hartstocht af beeldt. Men leze dáárover wat Willem Kloos heeft geschreven; dat geeft geheel ook onze bedoeling weer. Het hierboven geconstateerde feit dat menschen van één tijd, van één klasse zoozeer op elkaar gelijken, en dat bovendien menschen van vele verschillende tijden en van vele verschillende klassen in veel op elkaar gelijken, dat feit maakt, dat de dichter ook door anderen begrepen wordt. De gelijkheid der menschen onderling doet hen elkaar begrijpen. De dichter zingt uit aandrang zich mee te deelen, hij rekent instinctief op het begrepen worden. Het begrepen worden is het doel, maar ook de drijfkracht.
Hartstocht is dus noodzakelijk in poëzie, en de hartstocht van den dichter wordt begrepen door de hoorders omdat zij met hem denzelfden hartstocht voelen of kunnen voelen.
Dante zegt: poëzie is waarheid onder een schoonen leugen. Dat poëzie waarheid is spreekt van zelf. Zij moet hartstocht zijn en hartstocht is altijd waar. De poëzie vereenigt het waargenomene werkelijke tot een geheel, tot een abstractie van schoonheid. Dat is dus waarheid, waarheid is nooit iets anders. Maar zij doet dit, zegt Dante, onder een schoonen leugen. Dat wil zeggen: de poëzie geeft niet een beeld van de werkelijkheid onmiddellijk zooals zij waargenomen is, hoe zou zij ook? Zij detailleert en combineert niet het onmiddellijk aan het lichamelijke oog in de werkelijkheid gegeven beeld tot iets schoons, maar zij trekt al wat in het hoofd van den dichter is samen om het schoone te maken. Zij bedenkt iets nieuws, iets wat niet bestaat. Uit allerlei deelwaarheden, die zij uit de werkelijkheid heeft opgenomen, opgemaakt, maakt zij een nieuwe groote waarheid, die valsch is in den zin dat een werkelijk voorwerp, waarnaar zij werd gemaakt, niet bestaat, maar