Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 484*] [p. 484*] X Ik heb U zoo lief, mijn kind, dat geene woorden U zeggen kunnen hoe mijn liefde is, Ik zoek naar beelden, maar geen beeltenis, waarin niet Uw gelaat mijn peinzen stoorde. Want zon en zeeën minde ik, zij verhoorden en gaven troost in groote droefenis. Gij zijt verschenen en geen heugenis brengt mij nu weder wat mij vroeg bekoorde. Want in der ziele marmeren paleis zijn vele bloemen die de oogen lokken en bonte vogels, zingend elk hun wijs. Waar Eva lag verbleekte het paradijs, En als ik door de blanke zalen reis, word ik door Uwe blankheid slechts getrokken. Vorige Volgende