Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 434*] [p. 434*] [Als een vroolijke kwant treedt de arbeider op] Als een vroolijke kwant treedt de arbeider op, als een wereldwording zoo frisch. Er is ook een wording binne' in zijn kop, die iets nieuws, iets dat nooit was, is. Hij heeft niet de doodgeroeste Idée, van zijn meester de heugenis; maar zijn hersens zijn zooals de zee, die altijd nieuw wordende is. De gedachte is bloeiende plant, een wording en niet slechts een zijn, dat heeft in zijn hoofd die losse kwant, die daar aankomt met oogen zoo fijn. Hoe lacht zijn oog, - hóog, langs het voorhoofd gaat de fijne glans van den scherts. Zijn borst, hoe is zij breed, - waaraan geloofd wordt, de handen, ze zijn als erts. Laat de tijd heenrollen, en het heelal verandren, ik heb gezien het geslacht dat de aarde veranderen zal, de Mannen die ik diep dien. Vorige Volgende