Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 431*] [p. 431*] De moeder In de donzige warmte zit de volle vrouwe, het zonlicht oogscherm, te stare' en te schouwen. 't Is als een droom haar, wat ze in zich berg'. Het licht is om haar zooals een berg. Haar schoone schoot stil, waar wat ze won ligt; haar beenen doodstil, zoo in het zonlicht. Haar oogen turend zijn omweven, van: buiten vurend, binnen paarl-leven. Zij ziet en lacht er vóór zich haar toekomst, in d' hoogte achter haar zweemt de toekomst. De heerlijkste beelden zijn in de bergen licht om haar, weelde zij zelf een berge. Zij is de moeder, en ziet den vader; het zachte kind haar al komt al nader. Vorige Volgende