Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 385*] [p. 385*] Marx Een schoone vastheid had hij in zijn wezen, hij ging zoo zeker en vast als de wind, hij was zoo stevig als een boom - een kind wou wel graag om zijn hals dicht bij hem wezen. Van uit zijn breede hoofd, dat altijd zind' op het verheerlijktst menschenschoon, verrezen zachte stralen van goedheid - en daar in 't zwart oog was vreugd en liefde saamgelezen. Welk een breede machtige handen had hij! zijn toornen en zijn lach was even klaar, hij was een wolk, en een orkaan bezat hij van liefde en van kracht, als de natuur ze 't zuiverst maakt, - zuiver zooals een vuur. Hoe heeft hij den rijkaard in stuk gebroken, hoe zacht is hij voor den werkman ontloken! Vorige Volgende