Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 346] [p. 346] [De arbeiders dringen zich aan den trog] De arbeiders dringen zich aan den trog der kennis, en eten ze, ach, zoo graag, hoe talrijk zijn ze, en leeg is hun maag, hoe slobbren ze allen aan het karig zog. Ze zijn hongrig, ze zijn slank en niet log, ze zijn vurig, hongrig, ze zijn niet traag, ze dringen, - o dat het er komen mog, het volk, en eten zich zat alle daag. Hoe heerlijk is het een van 't volk te zijn, zoo gretig naar kennis, zoo slank van lijve, zoo dorstig naar geluk, zoo hongerig. Een zoon van 't volk wil ik zijn en blijven, met hen strijden, en tusschen hunne rijen dringen naar 't voêr zooals een mager big. Vorige Volgende