Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 338*] [p. 338*] [Wanneer men stil in mannenkring neerzit] Wanneer men stil in mannenkring neerzit, waarvan ieder, ja ieder, als vuur leeft van de hoop, dat eenmaal de aarde geeft aan elk mensch van zich zelf het vol bezit. Waar telkens en telkens nu dit dan dit wezen verrijst, en als een klare vlam zegt hij hoe 't beste tot dat doel men kwam - de andren worden in het luistren wit. O dan gaat er een melodie door 't hoofd, en leeft men diep in gelukzalig uur, en geeft zijn hart geheel en weet het niet. Want dan is men het dichtste bij 't geloofd geluk, en staat het dichtst bij de natuur der menschheid, en voelt hoe de éénheid geschiedt. Vorige Volgende