Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 313] [p. 313] [O dichters, ziet ge niet dat hier de bron] O dichters, ziet ge niet dat hier de bron is van het drama, en het heldendicht, en de lyriek, dat alle poëzie uit de wel der toekomst te scheppen is? En schilders, ziet ge niet de helle kleuren van de oogen die zich diep hebben gedoopt in de toekomst, die 't heden hebben gezien zoo diep, dat ze de toekomst zagen, en die uit het werklijke den blik opslaan vol van het klare diepe toekomstlicht? Zoodat het in hun klare oogen droomt als achter zonnemiddag donker bosch. Ziet ge de wereld niet in menschenoogen, als achtergrond, die veel meer, veel meer is dan 't klare vóór, waardoor dit vóór eerst wordt diep en schoon en mysterieus ernstig? En muzikanten, hoort ge niet de hoop en de liefde en de broederschap, dof nog, maar toch. Hoort ge niet de Vrijheid met haar kinderstem, zooals ze nog nooit klonk? Vorige Volgende