Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 309*] [p. 309*] [Niet gemak'lijk, uit één kamertje] Niet gemak'lijk, uit één kamertje dat groote blijspel, dat socialisme te overzien. Maar goed dat de zon lacht in Oost en West. Dat is mijn broeder, die laat het mij zien: hij trekt 't gordijn ten hemel. Zie, het leeft in dat kleine klompje en in dat vereenigingetje, en daar schuilt het al wakker, en daar is het grooter, en daar is het al flink. Het lijken klompjes van parels op den grond, het lijken bergen van schelpen aan het zeestrand, of als schepen hier en daar op zee. Ja het is nog klein; maar het is deesem, ziet ge, 't is zuurdeesem. Het kan al die plekken die tusschen zijn, naar zich toe trekken en doen opzwellen. Steek eens een bosch op tien plaatsen in brand, maak eens een vuurgloedje en rookkolom op de hei in Mei, en het zwelt aaneen alles. Zoo is nu 't socialisme, hoor de enkele stemmen, ze zijn overal, maar 'k wed met u, het wordt een zingend koor van meer en meer en meer en alle menschen. Vorige Volgende