Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 281*] [p. 281*] [Zooals des morgens in den koelen herfst] Zooals des morgens in den koelen herfst, de groote wolken stilstaan, opgezwollen van uit den horizon, de lucht is stil. En zooals 's avonds 't licht begint te trillen, dat aangestoken wordt binnen een stad, iedere vlam brandt krachtig, rond, en helder. Zoo is voor mijn oogen 't bestaan van God. En zooals 't kind, dat nog maar wanklend loopt, maar dat de krachten krijgt, doordat 't de moeder met vollen boezem niet verre ziet staan, zoo loop 'k tot hem, en ik ontvang zijn licht op mijn gelaat, dat ik tot hem ophef. Zóó is hij mij een vaste en ware droom. Achter al mijne daden en gedachten, daar zie ik hem, als achter den alklaren hemel, achter de drijvende wolken. Vorige Volgende