Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 213*] [p. 213*] [In het grof duister zit mij eene vrouw] In het grof duister zit mij eene vrouw en tast de toetsen als in gemonde kan, stroomen, ze stroomen mij toe, ik een man, word door de sombre muziek als een vrouw. En in een kromme lijn, als van een touw, drijven mijn ziel uit liederen, de ban van droefheid drijft ze uit me, ze zijn van droefenis strak, worden als zeenat flauw. Altijd wanneer ik hare vormen zie en haren greep, hoog en majestueus, dan wordt mijn ziel zoo welk en harmonieus hard en hoekig als rots - zij is het die mijn hart tot in haar hart heft en haar keus mist mij nooit, wen ik ook afkeerend vlie. Vorige Volgende