Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 200*] [p. 200*] [Ik ruik iets jongs en iets schoons in de bosschen] Ik ruik iets jongs en iets schoons in de bosschen, en o schoon meisje toch zijt gij het niet, hoewel 'k u pas en gisteren verliet met uwe zwarte hare' in zwarte trossen. Gij waart er op uw beene' en met het losse raakte ge witgekleed den grond heel niet, en uw zwart oog dat zulke blikken giet zag, o gij waart in witte blanke dosse. De zon en al de schaduw die er is doen mij gevoelen uw blank glad gemis, lichte bevallige op uwe beenen staande, uw voeten buigend, in de knieën gaande, op me toe overkomend helderheid van een lachende handtoereike meid. Vorige Volgende