Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 184*] [p. 184*] [Weerend zijn de witte onstuimigheden] Weerend zijn de witte onstuimigheden van den avond en mijn gezicht is keerend zich naar de wand - en mijn hart is stil leerend als oog te worden in stille vlakheden. Het leeft wreed en vol holen zonder reden is het, en 't eet mij, arme, en oogverteerend, en 't groeit als boom, als breede kool vermeerend in mijne zachte en losvleeze leden. Ik denk mijn hart zal eens nog ginder staan in alle regens die het meê beplassen, de bladen zullen rond en hooger gaan en tegenover en reusachtig wassen. Een leven is door mij klaarblijkelijk, mijn wachtend' oogen blaakren rijkelijk. Vorige Volgende