Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 174*] [p. 174*] [O wat een groote kracht heb ik gekregen] O wat een groote kracht heb ik gekregen, ik dank U wel, Gij die daar doet leven hoog in de stille boven-winde hemelen, om tot U te spreken uit mijn gemele stugge keel, om tot U te kloppen uit mijn harte mijn vage lijf vòl en te hebben mijn gedachten voor U in 't hoofd. Mijn oogen zijn de allen voor U, mijn keel is sleepend sterke wallen voor spraak tot u. De lente hebt ge gegeven met Uwen boomenzang. Vochten gedreven is alles en zwaar. Mij hebt ge gemaakt ook nu Uw weer in Uw oogenblik ontwaakt. Vorige Volgende