Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 151*] [p. 151*] [In de tintelige lente] In de tintelige lente, in de flauwe zoomtenten, waarvan het weeke vervallen van de ragstralige òntallen stralen gaat vallende ver en ver over de woeste aardester - waar struiken strenglen in het witte licht, door de bosschige stammen staat het vensterlicht van de neerdalingen hooge hooge zon - Staat toch de zon alleen, eenzame zon zich uit te gieten in het parelblauwe. Somberstil zilver ademt òp het flauwe aardebestaan zich uit, liggen de wegen spinneweb-lichtbevloerd en komen zich tegen - Boomstengels staan in effen lijnen al neven zich en de anderen en nog niet lichtgroen ze beweven de voortgaande fonklend-omfloersde henebeken drijvende weg in strepen naar de kreken van de groothorizonnen die eenzaam alleen leven duizende duizelend in 't bovenzweven. Grootblauwe oogen en witte handen, zie daar, in en uit de strekkende landen. En een lijf zoo wit zoo wit, het vleesch over haar heen is zonkil wit. Vorige Volgende