Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie(1948)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 85] [p. 85] [Ik wilde ik kon u iets geven] Ik wilde ik kon u iets geven tot troost diep in uw leven, maar ik heb woorden alleen, namen, en dingen geen. Maar o alzegenend licht, witheerlijk, witgespreid licht, daal op haar en laat haar nooit zijn zonder uw zaligen schijn. Zij is zoo stil en zoo zacht als gij en niet onverwacht zijt ge voor haar - zóó is het water voor een zwemvisch. Ik weet niet of zij u maakt licht, als haar monde slaakt adem, of dat zij door u werd en uit u bevroor. Zij is als de gouden zonmiddag, een herfstige laatste biddag van boomen en het graskruid tot 't zonlicht, hoog boven ze uit. Zij is het zilveren zwevende het teere licht blozende gevende licht, dat hemelhoog is, goudeeuwig als 't herrefst is. Haar oogen gaan wijd en zijd boven mijn starend hoofd uit, gouden en zilveren lichten brengt ze op menschengezichten. [pagina 86] [p. 86] Ze weet haar licht niet, ze is zich zelve wel droefenis, ik wilde ik kon haar iets geven verlichtend het donkere leven. Vorige Volgende