Het imperialisme, de wereldoorlog en de sociaal-democratie
(1915)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend
[pagina 12]
| |
III. Het Proletariaat. Wereld-Arbeid tegenover Wereld-Kapitaal.Het Kapitaal komt door het Imperialisme in een nieuwe verhouding tegenover het Proletariaat. Het Proletariaat komt door het Imperialisme in een nieuwe verhouding tegenover de Bourgeoisie. Het Imperialisme maakt den toestand van het Proletariaat in het algemeen slechter.
Hierbij moeten wij wat langer stilstaan. Om te weten dat het Proletariaat zich, met alle macht, tegen het Imperialisme verzetten moet, moet men begrijpen dat het Imperialisme het Proletariaat nadeelig is. Koloniale politiek, en dus ook het Imperialisme, kunnen direkte voordeelen brengen aan het proletariaat. Of zij ze brengen, hangt alleen van de koloniën af. Er zijn koloniën die alleen aan een kleine groep kapitalisten, er zijn er die aan vele kapitalisten, ambtenaren, officieren voordeel geven en geene of zoo goed als geene aan het proletariaat, er zijn er die zoowel aan een groot gedeelte der kapitalistische als aan een deel der arbeidersklasse voordeel brengen. Engelsch Indië en Nederlandsch Indië, door de natuur ontzaggelijk rijke landen, met een nijvere, ontwikkelde, talrijke bevolking, brengen ook aan de arbeidersklasse van Engeland en Nederland voordeel, d.w.z. werk en loon. En zoo zijn er meer landen, b.v. China, waarop het kapitaal nu aast.
Wanneer bijv. kapitaal geëxporteerd wordt naar, laat ons zeggen, Nederlandsch-Indië, dan beteekent dit: export van ijzer- en staalwaren, machines enz., die in Nederland zijn gemaakt. Het is Nederlandsche Industrie, Nederlandsch Kapitaal in de koloniën, en dit begunstigt, wanneer kwaliteit en prijzen gelijk zijn, het Moederland. Er is dus direkt voordeel voor den Nederlandschen arbeider. Verder houdt de productie van voor den uitvoer naar de koloniën en sfeeren van invloed en zwakke landen als China, bestemde handelswaren vele arbeiders bezig. Zoo in Nederland vele arbeiders in de Textiel-Industrie. Ook hier begunstigen de koloniën, de sfeer van invloed, het Kapitaalsgebied, | |
[pagina 13]
| |
als de overige voorwaarden gelijk zijnGa naar voetnoot*), het Moederland. Verder wordt er voor het Transport naar de Kolonie, enz. veel in het moederland gebouwd. B.v. Schepen. Ook hierdoor krijgen vele arbeiders werk. En dit werkt weer op andere industrieën, b.v. de ijzermijnen, de walswerken, de ijzer- en staalfabrieken, de steenkolenmijnen terug. Verder wekt de handel, met b.v. weer Nederlandsch Oosten West-Indië, bijzondere industrieën, bijv. rijst- en koffiepellerij, cacaofabrieken etc. Ten slotte druipt de reusachtige winst, in Indië gemaakt, ook (behalve op den hoogeren en lageren middenstand) op de arbeiders af. Streken en steden in het Moederland, (b.v. in Nederland de omgeving van Arnhem, Utrecht, Haarlem, het Gooi, - de steden den Haag, Arnhem, Nijmegen) leven voor een deel van die winsten, ook een deel van de arbeiders, b.v. der bouwvakken, der luxe-bedrijven. Verder de bedienden, lakeien etc. Al deze arbeiders te samen vormen in Nederland een groot, in Engeland een zeer groot aantal.
Het is zeker waar, dat, als het kapitaal dat nu geëxporteerd wordt, in het moederland, b.v. Nederland, bleef en in industriëele ondernemingen belegd werd, dit, direct, onmiddellijk, voor den eersten tijd, nog voordeeliger zou zijn voor het proletariaat. Want dan zouden de machines hier gebruikt worden. Het loon dat nu in Indië de gekleurde arbeiders verdienen, zou hier worden betaald. Er zouden hier meer fabrieken zijn etc. Maar de onontwikkelde of kortzichtige arbeider denkt zoo niet. Hij vraagt niet wat hij zou moeten willen tégen de bourgeoisie. - Evenals hij geen meester is van de politiek, zoo gaat ook de ekonomische ontwikkeling buiten hem om. Het Kapitaal beweegt zich door hem, maar buiten hem. Hij kan het niet beïnvloeden. Hij kan niet maken dat het in het land blijft. - En daarom zal de Arbeider, die zoo alleen zijn direkt voordeel ziet, zeggen, dat, nu er eenmaal koloniën zijn, of door het kapitaal verkregen worden, het hem voordeelig is dàt zij er zijn. | |
[pagina 14]
| |
Zoo kan men ook zeggen, en terecht, dat een kapitalistisch land een enormen bloei kan bereiken zonder koloniën, zonder sfeeren van invloed. Alleen door handel, uit- en invoer of door de hooge ontwikkeling van techniek, wetenschap, organisatie der industrie. En Duitschland en België zijn hiervan het bewijs. Maar de kapitaalbezitters zijn terecht van meening dat mèt koloniën en sfeeren van invloed de kapitaalbelegging nòg gemakkelijker en de winst nòg veel grooter kon zijn. En de arbeiders die alleen hun direkt voordeel zien, en in de winst van den bourgeois hùn winst, meenen dit mèt hen.Ga naar voetnoot*)
Maar de revolutionaire sociaaldemokratie is, moet althans zijn, tegen de kapitalistische koloniale politiek. Waarom? Omdat de koloniale politiek altijd gevoerd wordt door middel van roof en plundering, moord, en de vreeslijkste uitbuiting.Ga naar voetnoot**) Daarin kan de revolutionaire sociaaldemocratie niet toestemmen, niet alleen om de hoogste beginselen en idealen van menschelijkheid, die zij altijd vertegenwoordigt, maar ook uit eigen belang. Die arbeiders worden gebruikt als hunne concurrenten, als drukkers van het loon. De kleine boeren en arbeiders van Indië, en der door de machtige Staten onderdrukte wereld, zijn de toekomstige socialisten. De tijd komt al nader en nader, en is al gekomen of zeer nabij, dat niet alleen de Japansche en Chineesche arbeiders, maar ook de Indische, de Egyptische, de zwarte arbeidersbevolking van sommige deelen van Afrika tot de Arbeidersbeweging, tot het Socialisme komt. Die arbeiders en kleine boeren mag het proletariaat niet van zich vervreemden. Het moet hen helpen en in alles bijstaan, want het moet door hen geholpen worden. Zij moeten nu reeds inzien, dat zij bij het Europeesche, en Amerikaansche, en Australische proletariaat behooren. Koloniale politiek brengt, als arbeiders van verschillende | |
[pagina 15]
| |
naties aan haar meedoen of willen meedoen, vijandschap tusschen hen. Koloniale politiek wekt bij de arbeiders die aan haar meedoen, Imperialisme, Nationalisme en Chauvinisme op en verdeelt hen dus. Koloniale politiek kan, in het klein en voor het oogenblik, dus voordeelen geven aan het proletariaat, in het groot gezien en op den duur bederft zij het leven der arbeidersklasse. Koloniale politiek kan aan een gedeelte der arbeidersklasse (mijnwerkers, ijzer- en staalwerkers, scheepsbouwers etc., kortom allen die wij genoemd hebben), in het klein en gedeeltelijk ten goede komen, zij bederft evenwel op den duur den strijd der klasse. Daarom kan het proletariaat in het algemeen reeds niet meedoen aan kapitalistische koloniale politiek, en komt het er door in een sterkere tegenstelling tegenover het Kapitaal.
Maar is dit reeds zoo met de gewone, ook vroegere, koloniale politiek, te meer is dit nog het geval met de moderne en imperialistische.
Ten eerste legt het Moderne Imperialisme in vredestijd lasten op de arbeiders, die ondragelijk worden. Het Militarisme groeit door het Imperialisme eindeloos, de sociale wetgeving staat stil, belastingen en invoerrechten stijgen, het levensonderhoud wordt duurder, de waarde van het loon vermindert, de reactie wordt sterker. Ten tweede wordt, in oorlogstijd, het Proletariaat door het Imperialisme verpletterd. Zijn organisaties worden verscheurd, onmetelijke lasten worden opgelegd, honger en gebrek, werkeloosheid en dood, eindelooze smart, vernietiging van geheele geslachten komen over zijn hoofd, de vooruitgang staat jaren stil, de volken worden tegen elkander opgehitst, in den schoot van den oorlog liggen nieuwe oorlogen. Ten derde is na den oorlog de kans op vooruitgang voor het proletariaat zeer onzeker, misschien voor jaren weggevaagd, ja, de Staten kunnen, als de oorlog lang duurt, zoo verarmd zijn, zoo met schulden overladen, hun ekonomische inzinking, de verzwakking hunner productie kan zoo groot worden, dat, indien dan nog nieuwe bewapening en nieuwe oorlog volgt, de ekonomische ondergang van het Proletariaat, en, ten gevolge daarvan, zijn ondergang als strijdende klasse mogelijk wordt. Door dit alles kan het Proletariaat weder nog minder | |
[pagina 16]
| |
meedoen aan kapitalistische koloniale politiek, d.w.z. aan Imperialisme.
Want al deze nadeelen zijn oneindig grooter dan de straks genoemde voordeelen.
En door dit alles komt het Proletariaat, door het Imperialisme, ook in een nog veel vijandiger, scherper verhouding tegenover de bezittende klasse.
Maar ten vierde, - en dit is de voornaamste verandering, ja, de onmetelijke verdieping en verscherping die door het Imperialisme in de verhouding tusschen Kapitaal en Arbeid wordt teweeggebracht, - voor het eerst in de wereldgeschiedenis staat nu, - door het Imperialisme, - in vredes-, zoowel als in oorlogstijd, het geheele Internationale Wereld-Proletariaat te samen als één geheel, - in één strijd die alleen door het Proletariaat te samen gevoerd kan worden, - tegenover de Internationale Bourgeoisie.
Dit is het nieuwe dat het Imperialisme brengt. Dit is het nieuwe dat moet worden begrepen. Dit is het wat noch de Internationale, noch de nationale partijen die haar samenstellen, hebben gezien. Alleen wie dit begrijpt, kan den nieuwen tijd, de nieuwe fase, waarin de strijd tusschen Kapitaal en Arbeid door het Imperialisme getreden is, verstaan. Hieruit, uit dit begrip, moet de nieuwe taktiek die tegen het Imperialisme gevolgd moet worden, worden bepaald.
Alle moderne staten, geen enkele uitgezonderdGa naar voetnoot*), bedreigen voortdurend - in vredestijd -, en verpletteren in oorlogstijd het geheele proletariaat. In vredestijd bedreigt de Bourgeoisie, de Regeering, het Kapitaal van Duitschland met zijn Imperialisme, niet slechts het Duitsche, maar ook het Fransche, het Engelsche, het Oostenrijksche, het Russische enz. proletariaat en dwingt dit oneindige lasten te dragen. Hetzelfde doet het Fransche, Engelsche, Russische kapitaal met het proletariaat van alle landen. In oorlogstijd vernietigt het Duitsche kapitaal niet alleen de | |
[pagina 17]
| |
macht van het Duitsche, maar tegelijk die van het Fransche, Engelsche, Russische, Oostenrijksche enz. proletariaat. Desgelijks doen het Russische, het Fransche, het Oostenrijksche en het Engelsche Imperialisme, elk afzonderlijk en alle tesamen, met het proletariaat van alle landen.
En het Imperialisme bestrijkt de geheele wereld. Men wapent zich overal. In dezen oorlog doet reeds het grootste deel der wereld mee. Het grootste deel van Europa, het grootste deel van Azië, geheel Australië, een zeer groot deel van Afrika: Zuid-Afrika, Egypte, Algiers, Tunis, alle Fransche Engelsche en Duitsche bezittingen, Canada, straks misschien nog meerdere machten.
Het Wereld-Kapitaal staat dus, in zijn deelen, voor het eerst, practisch, met daden, met één daad, door het Imperialisme, als één geheel tegenover het Wereld-Proletariaat. Het Wereld-Proletariaat heeft voor het eerst, practisch, te doen met het Kapitaal der Wereld.
In de praktische politiek, in den strijd der sociaaldemokratie tegen de Regeeringen der bourgeoisie, stond, tot nu toe, het proletariaat van elk land alleen tegenover zijn eigen bourgeoisie. In den strijd der vakvereenigingen stond, eveneens, tot nu toe het proletariaat nationaal tegenover het nationale kapitaal. De Internationale Congressen der soc. dem. Partijen waren samenkomsten tot het opstellen van gemeenschappelijke principes, geen vergaderingen tot het maken van een praktisch krijgsplan. Die der vakvereenigingen besloten slechts onderlingen steun, zelden samenwerking, hoogstens in enkele bijzondere gevallen. En dan nog slechts voor een klein deel der arbeiders tegen een zeer klein deel van het kapitaal. Internationaal werd er nog weinig of niet gestreden. Wel gaat de Trust, het Internationaal Ondernemers-Verbond in deze richting: het Internationaliseeren van den strijd. Maar wat zelfs de Trust en het Internationaal Ondernemersverbond nog niet hebben vermocht: het samenvereenigen van het geheele Proletariaat, door één druk, één bedreiging, één strijd, tot één geheel, tot één actie, het Imperialisme heeft het tot stand gebracht: | |
[pagina 18]
| |
Alle burgerlijke partijen van alle landen zijn voor de wapening en voor den oorlog. Alle bedreigen dus in vredestijd, en vernietigen in oorlogstijd, het geheele Internationale Proletariaat. De eerste Imperialistische oorlog der Imperialistische Staten onderling, déze oorlog, waarop zich het Kapitaal na 1871 heeft voorbereid, waartoe het nu eindelijk is volgroeid, - déze oorlog, - de grootste verscherping van den klassenstrijd die nog heeft plaats gehad sinds de Internationale werd gesticht, - stelt voor het eerst de geheele Internationale als één geheel tegenover het Internationale Kapitaal. En het Imperialisme is blijvend. De bourgeoisie van één land is dus niet meer alléén de vijand van den arbeider. Het proletariaat, der wereld, staat, voor het eerst, tegenover het geheele kapitalisme, der wereld. Te midden van de in millioenen stukken scheidende verdeeling die de gewone uitbuiting in de fabrieken en werkplaatsen geeft, te midden van de honderdvoudige verdeeling die de onderdrukking in de Nationale staten teweegbrengt, te midden daarvan en daarboven uit brengt het Imperialisme de arbeidersklasse op één front tegenover het kapitaal. Voor het eerst in de wereldgeschiedenis. Door één bedreiging, door één daad van het geheele kapitalisme getroffen, staat het Proletariaat als één geheel niet meer alleen tegenover zijn eigen bourgeoisie, maar tegenover de bourgeoisie van alle staten. Het woord van Marx, van het Communistisch Manifest, dat de arbeiders van ieder land éérst moeten afrekenen met hun eigen bourgeoisie, is, door het Imperialisme, te niet gedaan, niet meer waar geworden. |
|