Een Noorse liefde. Het weggestopte verlangen van Felix Rutten
(2012)–Adri Gorissen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 255]
| |
8 Leven in RomeAan zijn jaren als reisjournalist komt in 1937 een eind wanneer hij zich op 1 oktober van dat jaar in Rome vestigt. Hij vervult er een correspondentschap voor De Tijd en is tevens privésecretaris van de Nederlandse jezuïet pater J. Zeij. Of Felix Rutten zelf weet dat daarmee een definitief einde is gekomen aan zijn zwerven door Europa is ongewis. Waarschijnlijk ziet hij het als een wat langer durende onderbreking, nodig gezien de onzekere tijden waarin het continent verkeert door de politiek van nazi-Duitsland. Rome vindt hij trouwens, zoals al bekend, geen verkeerde plek. Al na zijn eerste lange verblijf daar in 1911 koestert hij de wens om er nog eens te mogen wonen.Ga naar eind1 Hoewel hij 55 jaar oud is, een mooie leeftijd om eindelijk een vaste woonplaats te zoeken, voelt hij de last van de jaren nog niet. In een brief aan zijn vriend Giel Thijssen stelt hij in juli 1937 tevreden vast dat hij zich afgezien van wat reumatiek dapper weert tegen de oude dag. ‘Ik heb laatst nog op een heeten zondag, met den rugzak op de schouders, 35 kilometer geloopen, en moest daarbij zelfs over een tamelijken berg. Ik was kip-lekker toen ik mijn bestemming bereikte...’Ga naar eind2 Echt vast is zijn verblijf in de Italiaanse hoofdstad de eerste tijd overigens nog niet. In 1938 brengt hij een lange vakantie door in Nederland, waarbij hij veel oude vrienden en zijn geliefde Geulle bezoekt. Een jaar later zit hij tijdens de zomer maandenlang in de Dolomieten en trekt hij naar Zuid-Frankrijk. Pas als de oorlog echt dichtbij komt, wordt de vestiging in Rome permanenter. Vandaar dat hij in 1939 op zoek gaat naar woonruimte en een baan. Het vinden van een geschikt verblijf valt niet mee, vooral omdat hij per se in de oude stad wil wonen, niet de verplichting wil hebben om ook in het pension te eten en het liefst uitkijkt op een boom of ander groen. Uiteindelijk krijgt hij een kamer bij een weduwe met een dochter. Een baan vindt hij bij Radio Roma, waarvoor hij vertaalwerk doet, berichten over Nederland verzorgt en in het Nederlands Italiaans nieuws voorleest voor landgenoten. Het werk betaalt goed, zodat hij zelfs al een voorraad kleren kan inslaan voor de onzekere tijden die gaan komen. Bovendien stuurt zijn oude Heerlense vriend Theo van Rossum een som geld waarmee hij het enkele jaren kan uitzingen.Ga naar eind3 Rond diezelfde tijd bloeden zijn contacten met Sophie langzaam dood. In de eerste jaren na zijn laatste bezoek aan haar land in 1928, blijven Sophie en Felix wel met elkaar corresponderen. Telkens weer laat zij in haar brieven doorschemeren nog steeds om hem te geven en vol weemoed terug te denken aan hun dagen als jong verliefden in het Sittard van 1910. In juni 1931 luidt het: ‘Ik denk vaak aan je en verlang naar je, mijn beste vriend, vooral in de lente of als ik iets moois in de natuur zie. Wanneer zullen we elkaar weer eens zien?’ Anderhalf jaar later, in december 1932, schrijft ze: ‘Als ik terugdenk aan Nederland en de zorgeloze dagen die ik daar met jou beleefd heb, dan wens ik vaak dat we elkaar weer zouden kunnen ontmoeten. Want ik voelde me altijd zo rijk samen met jou; jij was altijd de begripvolle en attente vriend.’ | |
[pagina 256]
| |
Die attente vriend zorgt er samen met pater Van Well voor dat de kinderen van Sophie in de zomer van 1931 enkele maanden in Venlo kunnen doorbrengen, ook weer om zo wat talen te leren. Zoon Gustav wordt ondergebracht bij de familie Moonen (vader en moeder van de in Venlo en omgeving bekende schilder Sef Moonen) in de stad en dochter Gerd bij de ursulinen. Tijdens die maanden bloeit er iets moois tussen Gerd en een van de zonen uit het gezin. Het blijft echter bij een vakantieliefde. Het afscheid tussen Gustav en Gerd en pater Van Well en Felix Rutten is emotioneel.Ga naar eind4 Emotioneel is Sophie ook in de brieven die ze daarna nog aan hem stuurt. In april 1937 laat de lente haar weer aan hem terugdenken. Ze heeft twee jaar lang niks van hem gehoord. Leeft hij nog, vraagt ze hem per brief. ‘Ik hoop en geloof dat we elkaar nog eens ontmoeten in dit leven!’ Waarom maakt ze ook duidelijk. ‘Ach Felix, ik had nooit met een zeeman moeten trouwen. Eenzaamheid is niets voor mij. Vilhelm is een goede en aardige man, maar hij heeft me nooit begrepen. Als de kinderen er niet geweest waren, had ik hem allang verlaten. Ik geloof dat hij vindt dat alles heel goed gaat tussen hem en mij, maar wat het mij gekost heeft om het vol te houden, weet niemand. Al die slapeloze nachten, alle bitterheid en hartenpijn - ik heb ze voor een deel overwonnen. Maar ach, wat is er weinig nodig voordat ze weer terugkomen! Maar het wordt er niet beter van als ik erover schrijf; als we elkaar ontmoeten, dan hoor je er wel meer over.’Ga naar eind5 Van een ontmoeting komt het echter nooit meer en de briefwisseling houdt in 1941 op, waarschijnlijk mede als gevolg van de Tweede Wereldoorlog. Contacten zijn dan een stuk moeilijker en na het lange zwijgen hebben ze mogelijk de uitzichtloosheid van hun bijzondere liefde ingezien. Na de oorlog zijn Sophie en Felix immers al 71 en 63. De lieve lente in Sittard behoort na meer dan dertig jaar vermoedelijk voorgoed tot het verleden. Hoewel hij na de Duitse inval in Nederland, gezien de samenwerking tussen de nazi's en de Italianen voorzichtig moet gaan opereren bij zijn werk voor de omroep, zijn de eerste oorlogsjaren niet echt moeilijk voor Felix Rutten. Hij heeft voldoende geld, genoeg te eten en Rome blijft natuurlijk Rome. Pas als de Duitsers in 1943 Italië binnentrekken beginnen de problemen, want dan raakt hij zijn werk en inkomen kwijt. Toch komt hij vrij gemakkelijk de rest van de oorlogsjaren door. Na de oorlog heeft Felix Rutten zijn leven betrekkelijk snel weer op de rails. De enige moeilijkheid is het vinden van een goed onderkomen. In 1947 is die zorg voorbij, want in dat jaar treedt hij in dienst bij de Missionarissen van Afrika, oftewel de Witte Paters. Aan Giel Thijssen bericht hij wat zijn werk inhoudt. ‘Zoals haast iedere grote Orde, bezitten zij hier een centraal secretariaat voor al hun huizen en missies van de wereld, waardoor alle zaken met het Vatikaan, enz., voor die allen gedaan worden. Denk daarbij dat de Orde over de dertig bisschoppen telt in Afrika..., waar trouwens (in Algiers) ook het Moederhuis gevestigd is. Er is hier aan dit secretariaat een ondenkbare drukte, en daar de Patertjes het alleen niet meer afkonden, hebben ze er mij als privé-secretaris bijgenomen. We voeren hier een correspondentie in acht talen, en onze geregistreerde brieven belopen per jaar ruim 2000 stuks. Hier heb ik volop werk gevonden, zodat onze kantooruren nu zelfs ook nog uitgebreid werden, we werken er van 's ochtend acht tot 's namiddags twee | |
[pagina 257]
| |
Felix Rutten als gids in Rome.
uur, met maar even een onderbreking tussen-bei voor een kommetje thee... Ik zeg het je!’ In dezelfde brief meldt hij dat de Witte Paters hun burelen hebben verhuisd naar de Via Aurelia en dat hij in de bij het pand horende toren een appartementje heeft gekregen. Een appartement dat bestaat uit een zitkamer, een slaapkamer en een douchecel en waarvan hij de zitkamer heeft aangekleed met bonte lappen, kleurige kleedjes en kussens, bloemenvazen en kamerplanten. Verder propt hij de vijf bij zes meter metende ruimte vol met meubels en boeken. De toren bij het paterspand blijft de rest van zijn leven zijn thuis.Ga naar eind6 De paters zorgen ook anderszins goed voor hem, want als hij in juli 1952 zeventig jaar wordt sturen ze hem met pensioen. Ofschoon hij maar vijf jaar voor hen heeft gewerkt, betalen ze hem de rest van zijn leven gewoon zijn salaris en mag hij gratis blijven wonen in zijn vertrekken aan de Via Aurelia 269. Ook beloven ze hem eventuele ziektekosten te dekken. Het is een riante regeling die hem in staat stelt verder een goed leven te leiden, zeker omdat hij ook nog eens een jaarlijks eregeld krijgt van de Nederlandse regering.Ga naar eind7 Felix Rutten heeft vanaf 1952 alle tijd voor zijn vrienden en kennissen in Rome. Die zitten natuurlijk vooral in de Nederlandse kolonie in de stad en bij de journalisten die het nieuws uit het Vaticaan voor hun krant verslaan. Maar ook onder de paters en de inwoners van de stad heeft hij goede vrienden, net als onder de eigenaren van de diverse restaurants waar hij komt om te eten en waar hij gasten mee naar toe neemt. De Romeinen zien hem als een van de hunnen en noemen hem Felice.Ga naar eind8 Door de ruimhartige geste van de paters is hij ook in de gelegenheid zich te ontwikkelen tot de beste onbetaalde gids voor Rome die Nederlandse bezoekers en dan vooral Limburgse zich maar denken kunnen. Zijn liefde voor en de kennis over de Eeuwige Stad hebben zich sinds zijn eerste langdurige bezoek in 1911 alleen maar verdiept, en hij deelt die graag met anderen. Sinds dat eerste bezoek draagt hij het heimwee naar Rome in zijn hart, waar hij ook gaat, zo vertelt hij in december 1954 aan een journalist van De Maas- en Roerbode. De stad trekt hem, boeit hem, houdt hem vast en stelt nooit teleur. Geen stad ter wereld heeft volgens hem meer te bieden. ‘Stad, dorp en land vindt ge hier terug. Rome is voor een derde moderne grootstad; voor een ander derde deel dorp: de volkswijken; voor het resterende | |
[pagina 258]
| |
deel landschap: de stad zelf.’ Er bestaat naar zijn mening ook geen stad waar het beter zwerven is. ‘Kerken, straten, pleinen, ze hebben allemaal hun eigen verrassingen. Ge kunt er met een bescheiden beurs evenzeer genieten als met een welgevulde portefeuille. Monumenten, fonteinen, paleizen, ruïnes, ze zijn er voor u neergezet, maar even belangrijk zijn de Romeinse volkswijken, in Trastevere en rond Piazza Navona. Wie de kunst verstaat, daar van zijn armoe bij een bakker zijn harde broodjes en bij een slager wat belegsel te kopen en dit met een glas wijn voor een volkse herberg of op de rand van een fontein te consumeren, is een gelukkig mens. Hij zal op de snelste en gemakkelijkste manier contact maken met het hartelijke Italiaanse volk.’Ga naar eind9 Uiteraard horen ook schrijvers tot de vele bezoekers van Felix Rutten. Een daarvan is Godfried Bomans, die tussen oktober 1953 en augustus 1954 in Rome woont en daarover onder de titel Wandelingen door Rome verslag uitbrengt in het weekblad Elsevier. Al snel komt hij voor een goede introductie in de stad bij Felix Rutten uit. Bomans toont zich zeer gecharmeerd van zijn gids. Volgens hem kent de bejaarde dichter Rome zoals je een beminde kent en laat hij de stad zien op een wijze waarop je een gast een lekkernij voorzet. In een van zijn artikelen portretteert hij zijn gids. ‘Ja, mijne heren, de beste gids van Rome komt uit Sittard. Het is een klein, stevig gebouwd mannetje, met borstelige, witte wenkbrauwen, een witte snor en een wit baardje, dat aan de stevige kin vol moed begonnen is, maar zich dan plotseling bedenkt en er ineens mee uitscheidt. Hij draagt een wit hemd, dat van voren open is en daar een kettinkje laat zien, vermoedelijk eindigend in een
Felix Rutten in 1952.
gouden penning of medaille, doch daarover worden geen mededelingen verstrekt. Opzij van de mond hebben zich twee kuiltjes gegraven, die op een algemene geneigdheid wijzen het leven een prettige instelling te vinden. De ogen zijn blauw en hebben de argeloze uitdrukking van een Walt Disney-kabouter, die schedel is opzij met een vermoeden van haar bekropen, doch in het midden volkomen kaal. Onder deze schedel bevindt zich Rome.’Ga naar eind10 Door zijn pensionering krijgt Felix Rutten weer meer tijd om te schrijven. Het eerste boek dat na zijn zeventigste verschijnt is in 1955 Iwan, een roman die hij overigens al grotendeels voor de Tweede Wereldoorlog heeft geschreven, geïnspireerd door zijn verblijven in de Karpaten. Het boek speelt in de omgeving van Rachov, het plaatsje waar hij drie keer langere tijd woont. | |
[pagina 259]
| |
Hoofdpersoon is de herdersjongen Iwan, die hoog in de bergen boven Rachov leeft en er gelukkig is. Zijn moeder is een heerszuchtige vrouw, die alles in het werk stelt om uit de bergen weg te komen en in het stadje te gaan wonen. Vader is een dromer die vooral bezig is met de verwezenlijking van het ideaal van het Roetheense volk waartoe ze behoren, namelijk de verwerkelijking van een Groot-Oekraïens rijk. Iwan wordt uit zijn bergen weggelokt door een daar enkele keren opduikende journalist. Deze Pan Jaromir vertelt hem over grote steden als Praag en wekt daarmee het verlangen bij de jongen om iets van de wereld te zien. En dan is er nog de Duitse toeriste Fanny die Iwan inwijdt in de liefde en hem daarmee definitief losweekt uit zijn wereldje. Hij trekt inderdaad als soldaat naar Praag, maar beleeft daar slechts teleurstellingen. Dan wordt hem duidelijk waar hij echt thuishoort. Het boek is een mengeling van roman en reisverhaal. Felix Rutten beschrijft uitvoerig en met liefde Rachov en omgeving en de gebruiken en geschiedenis van de Roethenen. Bovendien legt hij de ingewikkelde politieke verhoudingen in dit deel van Oost-Europa en de vele machtswisselingen die daarmee gepaard gingen uit. In de journalist Pan Jaromir, die met zijn rugzak door de bergen trekt en die alles wat Iwan vertelt over de streek in notitieboekjes opschrijft, zit een deel van hem zelf.Ga naar eind11 In de jaren vijftig begint hij met het schrijven van gedichten in Sittards dialect. In de ‘leidjes’, zoals hij ze zelf noemt, bezingt hij zijn zozeer geliefde Limburg, brengt hij odes aan de natuur en haalt hij met weemoed herinneringen op aan verloren geliefden. Het zijn nogal romantische gedichten, die aansluiten bij zijn eerdere werk in het Nederlands, maar door het achterwege laten van de mooischrijverij van toen veel toegankelijker zijn. In 1956 worden de dialectgedichten voor het eerst gebundeld in Alaaf Zitterd, Leidjes in oos plat. De uitgave, mede mogelijk gemaakt door geldelijke steun van de gemeente Sittard, wordt goed ontvangen door de pers. Op die eerste bundel volgt snel een andere. Een comité zamelt ter gelegenheid van zijn 75ste verjaardag geld in om de uitgave van meer boeken mogelijk te maken. Daardoor kunnen in 1957 de gedichtenbundel Limburg zingt. Liederen in Sittards dialect en in 1958 de prozabundel Novellen verschijnen. Ook brengt de dialectvereniging Veldeke in 1957 het verhaal Daags veur Krismes uit. Hoewel ook deze boeken weer een goed onthaal krijgen bij de critici, valt de verkoop ervan tegen. Andere manuscripten, die Felix Rutten al klaar heeft, blijven daardoor in portefeuille.Ga naar eind12 De teleurstelling daarover wordt gecompenseerd door het uitkomen in 1960 van het reisboek In Assisië en twee jaar later Toskane, Druivenland. In dat laatste boek neemt hij de lezer mee op een weken durende reis door het land ‘dat door God op een bijzondere wijze bemind moet zijn’. Hij trekt met stok en rugzak door het gebied op zoek naar ‘mooie dingen’. Hoewel hij alle benodigde informatie wel verschaft, is het geen toeristische gids. Het is veel meer een verslag van wat hij ziet, meemaakt, proeft en hoort en van zijn ontmoetingen met tal van mensen. Het is een heel persoonlijk getinte en sfeervolle reisreportage, misschien wel de persoonlijkste die hij ooit maakt en daarmee de beste. Zijn laatste reisboek is meteen ook zijn mooiste reisboek. Een voorbeeld. Als hij een klooster binnengaat, schrijft hij: ‘Geen mens. Van ergens | |
[pagina 260]
| |
dieper klinkt gerucht als van arbeiders. Ik
San Gimignano.
hoor hameren, kloppen. Ik wacht en vraag me af of wel iemand komen zal. Niets. Ik ga zitten op de bank vlak-bij. Op tafel, voor me, ligt een aangesneden brood, - bijna toepasselijk onder het fresco dat er de wand siert: de spijziging der uitgehongerden. Naast het brood een behoorlijk keukenmes. Ligt dit gereed voor de armen die hierheen komen om deze tijd? Zo maar voor ieder die honger gevoelt... Ik heb honger en snij een homp af, een stevig brok, en eet.’Ga naar eind13 Toskane, Druivenland is het laatste boek dat tijdens zijn leven verschijnt. Het bijeenbrengen van geld voor diverse uitgaven ter gelegenheid van zijn 75ste verjaardag in 1957 is niet het enige eerbetoon voor Felix Rutten in de laatste decennia van zijn leven. Datzelfde jaar krijgt hij bijvoorbeeld de Zilveren Erepenning van de Eeuwige Stad vanwege zijn vele verdiensten voor Rome. Daarna zorgt het bereiken van telkens weer een nieuw kroonjaar voor een reden om hem nogmaals in het zonnetje te zetten. De belangrijkste huldiging is die ter gelegenheid van zijn 80ste verjaardag in 1962. Nadat Sittard hem enkele dagen voor zijn verjaardag op 13 juli de gemeentelijke erepenning toekent, organiseert een werkgroep op 26 januari 1963, weliswaar wat verlaat, een feestelijke zitting in de Sittardse stadsschouwburg. Er komen die avond honderden mensen, onder wie natuurlijk tal van hoogwaardigheidsbekleders en als hoofdgast Godfried Bomans. Zij luisteren onder meer naar een inleiding over het werk van Felix Rutten door Paul Haimon, een rede van de voorzitter van de Vereniging van Limburgse Schrijvers Jef Droogmans over het belang van de auteur voor de beide Limburgen en voordrachten van enkele van zijn dialectgedichten. Voorzitter George Goossens van de Culturele Raad Limburg laat weten dat aan de schrijver de erepenning van zijn organisatie is toegekend. Ook wordt bekendgemaakt dat er een door Charles Eyck, ooit een vaste bezoeker van het echtpaar Rutten-Koenen in Geulle, gemaakte gedenksteen zal komen in het pand aan de Markt in Sittard dat op de plaats staat van zijn geboortehuis.Ga naar eind14 De belangrijkste afwezige bij de plechtigheid is de gehuldigde zelf. Hij meldt de Sittardse burgemeester Dassen dat hij te oud is om de reis naar Limburg te maken. Bovendien zullen de emoties hem te veel worden, verwacht hij.Ga naar eind15 Angst heeft hij echter vooral voor | |
[pagina 261]
| |
hoe hij Sittard aan zal treffen. ‘Laat me rustig hier blijven en stel me niet bloot aan grove ontnuchteringen. Ik ben niks benieuwd naar nieuwe straten, wanneer ik de oude schilderachtigheid niet terug kan vinden: en die is verloren gegaan.’Ga naar eind16 In een Bekentenis getiteld document uit hij zich al eerder in die zin: ‘Ik meen er verstandig aan te doen met niet meer terug te keren, al is het landje mij dan ook precies zo lief gebleven als het mij ooit geweest is. Ik laat mij op de hoogte houden van alles wat er omgaat, en neem in gedachten deel aan alles wat er voorvalt. L. leeft in mijn gedachten en herinneringen; het leeft in mijn hart en in mijn dromen. In mijn gedichten weerspiegelt zich zijn landschap. Zijn dialekt is mij lief gebleven. (...) Ook als ik in L. geen weerklank gevonden heb voor mijn bedoeling om het een literatuur te geven in het eigen dialekt, is L. zelf toch onveranderd mijn grote liefde gebleven. Wanneer dit veronderstellen doet dat er dus ook wel heimwee mee gemoeid zal wezen, zou ik willen antwoorden: ja, maar dan toch niet dan 'n poëtisch heimwee dat geen vervulling nastreeft.’Ga naar eind17 Ondanks dat de voor hem gereserveerde
Laatste foto van Felix Rutten.
stoel in de stadsschouwburg nadrukkelijk leeg blijft, richt Felix Rutten toch het woord tot de aanwezigen. Hij zet van te voren een toespraak op de band en die wordt tijdens de feestelijke zitting afgedraaid. In de rede bekent hij nogmaals zijn liefde voor Sittard en Limburg. Hij heeft Sittard in zijn hoofd en in zijn hart, in zijn pen en in zijn gedachten.Ga naar eind18 Na de huldiging wordt het stil rond Felix Rutten. Hij ontvangt nog wel een Luxemburgs eerbetoon vanwege zijn publicaties in het verleden over het groothertogdom, namelijk de benoeming in 1964 tot Officier in de Groothertogelijke Orde van de Eikenkroon. Verder werkt hij in alle rust aan gedichten en aan zijn herinneringen aan Sittard in de jaren tussen 1880 en 1930. Langzaam maar zeker begint de ouderdom hem parten te spelen. Nadat hij in 1966 een hartinfarct krijgt, komt er in 1967 nog een flinke griep over heen die een oude man van hem maakt. In 1968 krijgt hij last van een oogkwaal. Sinds 1958 is hij al blind aan zijn rechteroog en nu dreigt hetzelfde voor het linkeroog. Druppels houden de volledige blindheid nog even tegen. Bij al die problemen komt nog eens dat het lopen vanaf dat jaar 1968 steeds moeilijker wordt. Hij kan geen vrienden of kennissen meer door de stad gidsen. Wie hem wil zien, moet hem bezoeken in zijn kamers aan de Via Aurelia.Ga naar eind19 Uiteraard heeft hij moeite met het oud worden. Op de vraag van Godfried Bomans wat je | |
[pagina 262]
| |
voelt als je ouder wordt, antwoordt hij dat
Midden Sophie's graf.
het ‘verdomd lastig is’. ‘Je wordt eenzaam. Oude vrienden sterven en er komen geen nieuwe bij.’ Als diezelfde Bomans in november 1969 televisieopnames van Rome komt maken, bezoekt hij Felix Rutten ook. Hij vraagt de 87-jarige plotsklaps of hij bang is voor de dood. ‘Dit bleek niet het geval, maar wèl zat hij in over het bruidskransje van zijn moeder, dat zij bij haar trouwen gedragen had. Hij haalde het uit een la te voorschijn en vroeg mij toen, wat daarmee nu gebeuren zou als hij er niet meer was. Hij raakte toen even zeer bewogen.’Ga naar eind20 Het einde komt voor de dichter twee jaar later. Nadat hij erg met zijn gezondheid is gaan sukkelen, kunnen de paters hem niet meer verzorgen. Er volgt opname in een verzorgingstehuis. Daar overlijdt Felix Rutten op 22 december 1971, op precies
Sophie's laatste rustplaats.
dezelfde dag als de veel jongere Godfried Bomans. Twee dagen later volgt de uitvaartplechtigheid. Die dag wordt hij bijgezet in het algemene graf van de Witte Paters op de begraafplaats Campo Verano in Rome. Zijn naam staat er niet op vermeld.Ga naar eind21 Sophie is dan al negen jaar dood. Ze overlijdt op 12 oktober 1962, ze is dan 88, in Bergen, maar wordt begraven op Var Frelsers Gravlund in Oslo. Het is het belangrijkste kerkhof van de stad, waar ook de graven zijn van Noorse grootheden als Edvard Munch, Henrik Ibsen en Bjørnsterne Bjørnson. Felix Rutten heeft het in 1928 in een stuk voor De Maasbode beschreven: ‘Dit kerkhof zou men eigenlijk het hart der stad kunnen noemen, zóó ligt het er tusschen de huizen in, binnen een drie- | |
[pagina 263]
| |
hoek van straten. Het doet dan ook als een park. Het is één veld van boomen, àl maar berken en kastanjeboomen, in lanen geplant, en boschjes vormend, en sierlijke groepen. En daar het terrein er heuvelachtig is, en het geheel terrasvormig opgebouwd, krijgt het een bijzonder voorkomen, als een vreedzaam wandeloord. De grafmonumenten die er zich bevinden in lange rijen, zijn over het algemeen sober en klein van afmeting, niet opdringerig.’Ga naar eind22 Het is zo goed als zeker dat hij geen weet heeft van haar dood. Haar man Vilhelm is drie jaar voor haar - op 27 oktober 1959 - overleden en kan dus geen bericht hebben gestuurd, als hij dat al zou hebben gewild. Haar kinderen hebben dat volgens zoon Gustav zeker niet gedaan, omdat ze simpelweg geen idee hebben van wat de twee voor elkaar betekenen. Ze vertelt haar kinderen zelfs nooit over haar verblijf in 1910 in Sittard.Ga naar eind23 Mogelijk heeft Felix Rutten dus ruim negen jaar doorgebracht met het idee dat ze heel misschien nog leeft, al is dat gezien haar leeftijd zeer onzeker. |
|