Een Noorse liefde. Het weggestopte verlangen van Felix Rutten
(2012)–Adri Gorissen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 265]
| |
9 Middernachtzon‘Ik voel me eenzaam. Ik hoop dat deze brief je bereikt. Schrijf me als je kunt’, luiden de laatste zinnen die Sophie op 14 maart 1941 aan Felix Rutten stuurt.Ga naar eind1 Of ze in de jaren die volgen nog contact hebben, is niet bekend. Hoogstwaarschijnlijk is dat niet het geval en komt stilletjes een eind aan hun jarenlange bijzondere verhouding. In iets meer dan dertig jaar hebben ze elkaar vijf keer voor korte of langere tijd ontmoet. Alles bij elkaar zijn ze niet meer dan een paar maanden samen geweest. Genoeg tijd echter om voor altijd in elkaars ban te blijven. Het blijft daarom vreemd dat er na 1941 geen brief of kaart meer zou zijn gewisseld. Felix heeft dan een vast adres in Rome en is te traceren, zeker voor Sophie die zo naar een woord van hem verlangt. Hij op zijn beurt weet waar zij in 1939 woont en stuurt haar dan nog een kerstgroet. Dat ze inmiddels een ander adres heeft, hoeft geen probleem te zijn. Dus is er niets dat hem ervan zou hoeven te weerhouden haar wat over zijn bestaan in Italië te laten horen. Helaas is alleen speculeren mogelijk. Wat ze voor hem betekent, heeft Felix vastgelegd in een simpelweg Voor Sophie geheten gedicht, dat vermoedelijk nooit is gepubliceerd. Het is onderdeel van een titelloze verzenbundel in typoscript, die zich in zijn archief bevindt. In de bundel zitten gedichten uit de jaren veertig van de vorige eeuw. Mogelijk is het dus ook uit die tijd en daarmee van na het verbreken van het contact. Het gedicht gaat als volgt en staat door de eerste zin meteen als een huis:
Voor Sophie
Gy middernachtzon in myn eenzaam leven,
Die stralend over schyn en veegen waan
Den storm ten trots en overroerd gebleven,
Strak in uw glans van oker en saffraan
In 't perk der wolken, die uw pracht belaagden,
Getrouwlyk standhield en met uw mild licht
Hoe vaak myn wankle krachten ook versagen
Aldoor myn schreden richt,
Hoe kan uw naam verwelken op myn lippen!
Werd ook uw schoone roem myn oogen vreemd,
Nooit zal uw lieflykheid myn hart ontglippen,
Of 't leven my uw glimlach al ontneemt,
Of zeeën en gebergten ons al scheiden,
Wie scheurt wat ons voor de eeuwigheid verbindt?
Daar vry van 't aardgebondene, aardsch verblyden
Myn ziel uw ziel bemint.
| |
[pagina 266]
| |
Hier werden kus en woorden overbodig
En weerziens weelde, - wonderbaar festyn -
Voor myn geluk heb 'k enkel 't weten noodig
Dat gy gelukkig kunt, en vroolyk zyn
En (zonder 't grondeloos begeer te peilen,
Waar 't eens verzonkene uit de diepte wenkt)
Gy, zomer myner droomen, ook somwylen
Myn bleeken herfst gedenkt.
Wanneer de zon duikt ter vergulde kimmen
En voor myn blik den waaier openspant
Van kleurig vuur, - de late wolken klimmen
Als vogelvluchten boven de avondbrand, -
Wijl ik by u, - dit heiligst uur der dagen, -
En zie in zwygen 't schoone schouwspel aan...
Zal 'k huivrend dag en tyd naar U bevragen?
Gy kunt niet ondergaan.
Woorden, kus en weerzien zijn voor hem overbodig. Hij hoeft alleen te weten of ze gelukkig en vrolijk is om vrede te hebben met zijn bestaan. Een leven waarin hij haar - zo lijkt het uit de zin Werd ook uw schoone roem myn oogen vreemd - al lang niet meer heeft gezien. Zeeën en gebergten mogen hen dan wel scheiden, dat is niet erg want zijn ziel bemint de hare en ze zijn voor de eeuwigheid met elkaar verbonden.Ga naar eind2 Hun relatie betekent veel meer voor hem dan zijn verbintenissen met Mia Meeuwissen en Marie Koenen en zijn kortstondige verliefdheden op enkele andere vrouwen of de vriendschappen daarmee. Sophie is de grote liefde van zijn leven. Een liefde die, al hebben ze dan waarschijnlijk geen contact meer, blijft bestaan. Daarvan getuigen ook enkele gedichten in het Sittards dialect. Een daarvan heet Ich laot dich trök... en is opgenomen in de in 1957 - dus zestien jaar nadat hij haar laatste brief heeft gekregen - uitgebrachte bundel Limburg zingt. Liederen in Sittards dialect.
Ich laot dich trök
Ich laot dich trök, doe leifste van de leive,
Wo 'ch zelf neet wiele kan.
Ich zal dich bòntje leifdesbreive sjrieve:
Dan wits doe irges van.
't Zal angesj zeen es wie veer same ware
En gòngen handj in handj
En vònjen oos gelök wie afgesjpeigeld.
In 't bluië van oos landj.
| |
[pagina 267]
| |
't Wurd naojaor noe; gauw geit 't wèntjer waerde;
De oktoberroos is 't zat.
Mer ònverangerd laef et in mien gedachte
Wie 'ch dich höb leifgehad.Ga naar eind3
Kort gezegd: hij berust in de onmogelijkheid van hun liefde, maar die liefde zal altijd voortleven in zijn gedachten. Een ander, nog belangrijker gedicht, is getiteld Neit mee... en komt uit de in 1956 verschenen bundel Alaaf Zitterd. Leidjes in oos plat.
Neit mee...
Ich zal dich neet mee trök zeen in dit laeve.
Verbie is al waat eimaol veur òs waar.
Zoo wie de wolke wurd 'ne minsj gedreeve
Al hot en haar.
Ich zal dien sjtöm niet mee kònnen heure,
Die wie meziek mich in mien oore loug.
Laot mich nao dich verlange, òm dich treure,
Doe gings allein mer oet mien oug.
Doe bleefs in mich. En zal 't met mich gedaon zeen,
Kans doe getreust dich zègge: ‘Pès hae ging,
Haet hae mien sjoonheid in zien hart gedraage.
Zie laefde in zien herinnering’.Ga naar eind4
Hij zal haar niet meer zien, schrijft hij, maar desondanks blijft zij in hem. Hij draagt haar voor altijd in zijn herinneringen en in zijn hart. Zoals het een echte romanticus betaamt, want als Felix Rutten iets is, dan is het dat wel. Hij is een romanticus met een enorme vrijheidsdrang en een ongebreidelde hunkering naar de verte: het Noorse lengsel is het zijne geworden. Een gevoelsmens ook met een onvoorwaardelijke liefde voor zijn geboortegrond, het arcadische Limburg uit de tijd voor de industrialisering, voor de komst van de mijnen die het lieflijke landschap zo aantasten. Een romanticus die eigenlijk enkele decennia te laat is geboren, waardoor zijn afwijzende houding ten opzichte van de modernisering van de Nederlandse samenleving in het tweede kwart van de twintigste eeuw niet meer dan een achterhoedegevecht is. Waardoor de overdadige woordkunst van zijn poëzie en drama, die aansluit bij het werk van de Tachtigers, geen genade vindt bij de vernieuwers van de katholieke literatuur rond tijdschriften als De Gemeenschap en Roeping. Het is die romantische inslag die ervoor zorgt dat Felix Rutten zich al snel door zijn enthousiasme laat meeslepen, die hem doet dwepen, die zijn pen verleidt tot gloedvolle | |
[pagina 268]
| |
en kleurrijke beschrijvingen waarin de bijvoeglijke naamwoorden over elkaar buitelen. Hij is bijvoorbeeld gauw gecharmeerd van een stad. Als hij in 1910 te Bergen is, noemt hij de Noorse stad ‘droomerig schoon’ en betitelt haar als een sprookje: ‘'t is het sprookje, overal het sprookje weer, en 't fluistert: duizendmaal schooner dan de allerschoonste, Bergen, gij...’Ga naar eind5 Een jaar later is hij al gevallen voor Rome: ‘Wie Rome ziet, geeft zich Rome gewonnen; wie Rome kennen leerde heeft haar zijn hart gegeven. Rome heeft eene macht, die alle zielen dwingt in haar tooverban. Rome liefhebben is haar toebehooren voor het leven, onherroepelijk.’Ga naar eind6 Zo volgen meer plaatsen waar zijn hart naar uitgaat, al verloochent hij zijn oude liefdes niet. Iets soortgelijks heeft hij met vrouwen. Hij is nogal licht ontvlambaar. Het is niet voor niets dat hij nog tijdens zijn eerste Noorwegen-reis, eigenlijk zijn tocht naar Sophie, hoog opgeeft van een jonge Italiaanse vrouw. In een brief naar huis noemt hij haar ‘een verrukkelijke Italiaansche schoone’. Hij schrijft: ‘Zij was eenvoudig betooverend mooi, en haar Madonna-schoonheid werd nog verhoogd door eene buitengewone lieftalligheid en een allerinnemendste gracie.’Ga naar eind7 Niet veel later is hij gecharmeerd van een Noorse, die hij tijdens een bergtocht ontmoet. ‘De verre herinnering aan een groote, mooie blonde vrouw, die moederlijk zorgde en hartelijk was. Zij was jong, met fijne gelaatstrekken. Zij zong, zij was levendig. Zij heerschte in haar huis. Goudblond was zij, met een kuif van gouden haar, en er ging als een licht van haar uit, door de donkere woning. Zij sprak met haar oogen en het was louter vriendelijkheid wanneer zij lachte. Hoe komt mij dit beeld zoo trouw terug...’Ga naar eind8 Het is echter vooral de vrijheidsdrang van Felix Rutten waardoor hij nooit een echte relatie krijgt met Sophie Unger. Na haar verkapte en door hem afgewezen huwelijksaanzoek meldt hij zijn ouders per brief ‘vrij moet 'k zijn om gelukkig te wezen, vrij als een vogel in de lucht’.Ga naar eind9 Een vrijheid die hij, ondanks dat hij er ook al tijdens zijn studietijd van geniet, pas goed al reizend en schrijvend heeft leren kennen in Noorwegen. In zijn autobiografische stuk Narcis stelt hij dat het leven daar pas echt voor hem is begonnen en dat hij in het land het idee heeft gekregen vleugels te hebben. Er is een poort voor hem geopend, schrijft hij, en daar wil hij niet door Sophie een grendel voor laten schuiven. Daar in Noorwegen heeft hij besloten dat het bereiken van een zo groot mogelijke vrijheid zijn levensdoel zal worden.Ga naar eind10 Die vrijheidsdrang speelt tevens een belangrijke rol in het mislukken van zijn huwelijk met Marie Koenen. Beiden zijn ermee behept en willen zich niet door de ander laten intomen, dus het moet wel fout lopen tussen hen. Dat ze toch nog zo'n negen jaar bijeen zijn, komt mogelijk door zijn verknochtheid aan hun woonplaats Geulle, die nog alle kenmerken heeft van het Limburg uit zijn jeugd en die hij daarom niet zo maar wil opgeven. Bovendien is zijn rusteloosheid al voor hun huwelijk beteugeld door de Eerste Wereldoorlog, in de jaren die deze duurt kan hij gewoon niet weg. Als hij en Marie Koenen uit elkaar zijn, gaan echter alle remmen los. Tien jaar lang leeft hij dan zijn vrijheidsdrang uit, door niemand of maar iets gestoord. Opmerkelijk in die zwerversjaren is dat hij zich vooral gelukkig voelt op plaatsen waar de | |
[pagina 269]
| |
moderne tijd nog maar niet of nauwelijks is doorgedrongen, zoals in het Roetheense Rachov. In een krantenartikel schrijft hij daarover: ‘Jij, mijn schattig, schilderachtig, zonneblij Rachov-heerlijkheidje: ik vond in jou een onvergetelijk, klein Paradijs.’Ga naar eind11 Dat is wat hij zoekt, het paradijs van zijn jeugd, het paradijselijke Limburg met zijn goudkleurige landerijen, zijn groene heuvels, zijn witte vakwerkboerderijen, zijn onbedorven boerenbevolking, zijn kruisen en kapellen en de pracht en praal van het Roomse leven. Het Limburg dat hij in zijn jeugd wandelend en fietsend doorkruist. Het is daarom ook dat hij na zijn laatste bezoek in 1938 niet meer terug wil naar zijn geboortegrond. Hij is bang voor wat hij er zal vinden, zo noteert hij in zijn autobiografische stuk Bekentenis. ‘Ik kan er het oude niet meer terugvinden. En wat heeft al dat nieuwe mij te zeggen? Zoals mijn “eigen” Sittard, het stadje van mijn jeugd er uitzag, leeft het sedert alleen nog maar in mijn herinnering; zoals het was, wil ik het daar onaangetast bewaren, tot het met mijzelf verdwijnen zal voor goed.’Ga naar eind12 Limburg leeft in zijn gedachten en zijn herinneringen, in zijn hart en in zijn dromen, biecht hij op. Hij verlangt er naar uit de verte, maar waakt ervoor aan dat verlangen toe te geven. Dan is immers het verlangen weg. Hij cultiveert dus het verlangen. Het verlangen naar de vrijheid, het verlangen om te zien wat achter de horizon is en het verlangen naar Sophie. Ook zij leeft in zijn herinnering, blijkt uit het gedicht Neit mee..., en hij wil haar daar onaangetast bewaren tot ze met hemzelf voorgoed verdwijnt.Ga naar eind13 Hij kan het onbereikbare en het onvervulbare wel bereiken en vervullen, maar wil het niet. Felix Rutten laat de middernachtzon in zijn leven niet ondergaan. |
|