26
Brief vanaf S.S. NovaGa naar eind1, 3 mei 1938:
Lieve vriend,
Dank voor je troostrijke brief van 3 februari, vandaag precies twee maanden geleden. Nu ziet het er iets lichter uit voor mijn kind. Deze maand mag ze voor drie weken naar huis; daarna moet ze terug om haar kuur voort te zetten. We hebben reden om aan te nemen dat ze uiteindelijk weer helemaal beter wordt. Maar haar zenuwen zijn heel gespannen en ze voelt zich niet thuis op de plek waar ze nu is. Misschien geldt dat voor iedereen die aan het genezen is en alleen maar ziekte en ellende om zich heen ziet. Ik ben blij met de dagen dat ik haar nu thuis krijg en voor haar mag zorgen. De lieve schat ligt me zo na aan het hart; ze heeft zoveel doorgemaakt. Geloof me maar als ik je zeg dat ze knap en charmant is. Ze is in augustus 1912 geboren. Je vergist je, lieve vriend, als je schrijft dat het 27 jaar geleden is dat ze werd geboren!
Ik ben nu op de thuisreis naar Bergen, om het huis gezellig te maken voordat man en kinderen komen. Sinds mijn vorige brief van februari ben ik in Oslo geweest, en drie weken bij Mosse. Mijn drie zusters in Oslo wilden allemaal dat ik bij hen kwam logeren - en ze wisten niet hoe goed ze me moesten verzorgen. Dus nu is het niet gemakkelijk om in Bergen terug te komen, waar niemand mij verwent. Al mijn goede vrienden in Bergen zijn ontzettend aardig, maar het zijn nu eenmaal geen zusters! Ondanks alles ben ik blij om thuis te komen en het huis gezellig te kunnen maken voor mijn gezin.
In plaats van de nachttrein van Oslo naar Bergen neem ik nu een boot langs de kust. Die tocht duurt drie dagen. Op het moment dat ik dit schrijf, ronden we het zuidelijkste punt van Noorwegen. De zee is spiegelglad - ik merk niet eens dat het schip beweegt. Je rust zo heerlijk uit van zo'n zeereis. Je ligt in goede stoelen op het dek, goed ingepakt, en laat de zon je gezicht bruin bakken. Je ziet alleen de lucht en de zee, je laat je gedachten gaan en droomt wat heen. Mijn gedachten gaan ook uit naar jou - de hele lange weg - en ik voel me rijk en dankbaar dat ik een vriend heb die zo trouw, zo meelevend en zo begripvol is. Ik dank je voor wat je in je laatste brief schreef. Die woorden heb ik in mijn hart gesloten.
Italië - het voorwerp van mijn dromen - heb ik dus ook dit keer niet bereikt. Het zou een onuitsprekelijke vreugde voor mij geweest zijn om daar rond te lopen met jou, die alles kan en weet en die mij alles had kunnen vertellen en verklaren. Dan zouden we in een of andere kerk zijn gaan zitten uitrusten, net als tijdens onze tochten in Nederland. Weet je nog?
Speel je nog ooit? Ik vraag me of de dag komt dat jij voor me kunt spelen. Dan zal