25
Brief uit MesnaliGa naar eind1, 24 februari 1938:
Lieve vriend,
De goden weten of ik je nog langer een vriend mag noemen, want je zult wel zo ontzettend kwaad op me zijn omdat ik je op de een of andere manier zo lang voor de gek gehouden heb. Voor jou ziet het er misschien zo uit, maar als je nu de hele geschiedenis van me hoort, zul je het begrijpen - en mij mijn zwijgen vergeven. Allereerst: heb je mijn brief gekregen die ik naar Joegoslavië heb gestuurd? Luister dan verder. Mosse is van de herfst bijna doodgegaan. Toen werd ze geopereerd in het ziekenhuis van Lillehammer - we waren allemaal bij haar; ik zolang tot de dokter meende dat ze buiten levensgevaar was. Tussen kerst en nieuwjaar belde de dokter me weer op - ze leek weer te zullen sterven. Toen ben ik bij haar gebleven tot ze buiten levensgevaar was. Daarna ben ik voor een paar weken thuis geweest en nu ben ik weer hier bij mijn dochter. Maar ditmaal voelt ze zich goed en we hopen dat ze nu helemaal herstelt. Ze is op en maakt al kleine wandelingen. Dit halfjaar dat Mosse zo ziek was, kon ik het niet opbrengen jou of wie dan ook te schrijven.
Van mijn reis naar Italië komt niets terecht, kan ik wel zeggen - althans voor dit jaar. Ten eerste durf ik niet zo ver van Mosse te zijn, en ten tweede zul je wel begrijpen dat haar ziekte ons veel geld gekost heeft. Vilhelm is na nieuwjaar naar Trieste gegaan om toezicht te houden op de bouw van een nieuwe veerboot naar Engeland. Die zal waarschijnlijk ergens in mei klaar zijn. Zoals je weet, hoopte ik daarheen te gaan en met het schip mee te varen door de Straat van Gibraltar, en dan zo vroeg vanhier te vertrekken dat ik eerst Rome en Florence kon zien, samen met - jou.
Ik weet niet of het tot Vilhelm doorgedrongen is dat jij in Italië bent, want eerst had hij het erover dat ik ook mee moest, maar later - voordat Mosse ziek werd - waren er opeens allerlei bezwaren tegen mijn reis. Hij behoort niet tot degenen die ronduit zeggen wat ze bedoelen, dus ik begreep er niets van.
Ik heb geen warme gevoelens voor Vilhelm. Misschien heb ik die wel nooit gehad. Meer dan eens heb ik zin gehad om hem te verlaten, maar omwille van Mosse en Gustav heb ik daar nooit iets van laten merken. Ik heb de kinderen geleerd om van hun vader en van hun ouderlijk huis te houden, en in dat verband ben ik natuurlijk de laatste om hem in de steek te laten. Vilhelm is een sterke - en koppige - natuur, maar hij is zo met zichzelf bezig dat ik voor mijn gevoelsleven niets aan hem heb. Hij is een goed mens en heel aardig en hij wordt door velen bewonderd. Of hij dat laatste verdient, laat ik in het midden. Ik heb het zo heerlijk nu hij weg is - ik voel me zo opgewekt en vrij. Over een week ga ik naar Oslo en blijf daar een paar weken, om af en toe