23
Brief uit Bergen, 24 april 1937:
Mijn lieve Felix!
Het is nu lente hier in Scandinavië, en mijn gedachten gaan onwillekeurig uit naar jou en naar ons voorjaar in Sittard. Het is al twee jaar geleden sinds ik iets van je gehoord heb - dat is een lange tijd, er is zoveel veranderd, misschien leef je niet eens meer! Maar dat zou ik wel op de een of andere manier hebben gehoord, hoewel ik verder nooit meer contact heb met iemand uit Nederland.
Ik hoop en geloof dat we elkaar nog eens ontmoeten in dit leven! En als jij niet te ver weg bent van Centraal-Europa, kunnen we dat misschien regelen voor deze herfst of winter. Waarschijnlijk gaat Vilhelm in september naar Trieste om toe te zien op de bouw van een nieuw schip. Daar blijft hij dan tot volgende zomer. Dan wil ik niet al die maanden hier alleen thuis zitten. Mosse gaat waarschijnlijk trouwen deze herfst en Gustav studeert immers in Oslo, dus je begrijpt hoe eenzaam ik dan word in Bergen. Ik droom van een verblijf in Rome, Florence en Taormina - dan kan ik na Kerstmis naar Vilhelm reizen, want dan is het klimaat in Trieste wat beter.
Ach Felix, ik had nooit met een zeeman moeten trouwen. Eenzaamheid is niets voor mij. Vilhelm is een goede en aardige man, maar hij heeft me nooit begrepen. Als de kinderen er niet geweest waren, had ik hem allang verlaten. Ik geloof dat hij vindt dat alles heel goed gaat tussen hem en mij, maar wat het mij gekost heeft om het vol te houden, weet niemand. Al die slapeloze nachten. Alle bitterheid en hartenpijn - ik heb ze voor een deel overwonnen. Maar ach, wat is er weinig nodig voordat ze weer terugkomen! Maar het wordt er niet beter van als ik erover schrijf; als we elkaar ontmoeten, dan hoor je er wel meer over.
We hebben ons grote huis in Nesttun verkocht en wonen nu in Bergen - heel centraal in een groot, modern complex. We zijn hier vorige herfst naartoe verhuisd, dus dit is mijn eerste lente in de stad. Ik ga naar de markt om bloemen te kopen, waar ik mijn kamers mee versier. Vandaag hebben mijn dierbare vriendin Ba Mørch en ik een wandeling buiten de stad gemaakt. De lijster zong prachtig en de berken hadden een groene sluier!
Gustav is een charmante jongeman geworden, een goed mens en geliefd bij iedereen. God geve dat het hem goed mag gaan in de wereld. Ik weet dat hij veel verdriet zal hebben, want hij trekt zich de dingen erg aan en heeft een gevoelige natuur. Mosse is op het ogenblik helaas ziek. Ze is nu in Oost-Noorwegen, maar hoopt in mei-juni thuis te komen en trouwt waarschijnlijk dit najaar.
In je laatste brief schrijf je dat het je goed gaat. Daar ben ik blij om, Felix. Hoe gaat