Een Noorse liefde. Het weggestopte verlangen van Felix Rutten
(2012)–Adri Gorissen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
7 Op reportageDoor zijn werk als journalist komt er niks van lesgeven in Bergen. Het is de bedoeling dat Felix Rutten overdag Sophie's vriendin Gudrun onder zijn hoede zal nemen en haar in Frans en Duits zal onderrichten. Enkele avonden zijn ingevuld met lessen voor andere vriendinnen van Sophie en een aantal kennissen.Ga naar eind1 Het blijft echter bij voornemens, hij heeft veel te druk met zijn krantenwerk. Niet dat hij zoveel artikelen schrijft die eerste weken van zijn verblijf. In De Tijd verschijnen in juni slechts twee stukken over zijn ervaringen die maand, in De Nieuwe Rotterdamsche Courant één artikel en in De Maasbode eveneens één. Hij maakt echter veel werk van de lange stukken, raffelt ze niet af. Het zit hem dan ook dwars dat de kranten ze niet zo snel mogelijk plaatsen. Vaak krijgen ze pas weken later een plek in de kolommen.Ga naar eind2 Een andere reden waarom hij geen les gaat geven, is dat hij geniet van de vrijheid die hij als journalist heeft. Die maakt het hem mogelijk zijn dag naar eigen inzicht in te vullen. Hij zwerft vrijwel dagelijks door Bergen en de ommelanden ervan en probeert de inwoners van die stad echt te leren kennen. Bovendien leest hij veel om zo niet alleen zijn Noors (hem door Sophie in korte tijd bijgebracht) te verbeteren, maar ook weer zijn kennis over land en volk te vergroten. Tips van Johannes helpen hem daarbij zeer. Felix Rutten voelt zich herboren in die voor hem onbekende wereld en is er heel nieuwsgierig naar hoe die in elkaar zit. Hij vindt zijn leven in het buitenland betoverend en ervaart zijn reis als een lange droom.Ga naar eind3 Voor hem is de kennismaking met Bergen als de ontmoeting met een mens. Een mens van wie hij zoveel mogelijk wil weten. ‘Wat is die mensch in zijne ware menschelijkheid, natuurlijkheid, in zijn wezen, zijn gemoed en zijn ziel’, vraagt hij zich af, ‘zijn ziel, ik wil zijn ziel kennen met hare begeerten en bewustheden, de blauwende diepte van zijn zieleleven met de witte en de grauwe wolken, de stormvlagen en den lichten zonneschijn; het paleis van zijn wezens innerlijkheid met de gouden weefsels van zijn wanen en bewonderingen, met de fijne waden zijner verrukkingen en al de schatten zijner gevoelens en verschemerende stemmingen...!’Ga naar eind4 De Sittardenaar geniet die eerste weken. Regelmatig gaat hij op een bankje zitten, een bankje langs een straat, op een plein, langs de kades bij de fjord, in een park of aan de voet van de rotsen. Zijn ogen schieten dan van links naar rechts, van de bergen naar de fjorden, van de haven naar de torens van de oude stad of van het groen rondom naar de kleurige houten huizen. Sprakeloos bewondert hij alles. ‘Zoo leeft hij dagen lang in 't stille genot, dat onze gedachte van 't geluk het meest nabijkomt.’ Een geluk dat echter nog steeds niet volkomen is, want Sophie laat nog altijd op zich wachten.Ga naar eind5 Maar ondanks dat zij er niet is, wordt hij toch verliefd op haar stad. Een liefde die hij niet alleen uitdraagt in zijn krantenartikelen, maar later ook in tijdschriftstukken, lezingen en boeken. Bij het bezingen ervan wordt hij vaak lyrisch, vervalt hij in zijn dichterlijk taalgebruik. Dat dichterlijke heeft hij weer van de inwoners van Bergen, zo meent hij, want | |
[pagina 66]
| |
Bryggen: de kade aan de fjord met houten huizen.
hoewel er volgens hem in elke Noor wel een dichter schuilt, vind je de meeste poëzie in de stad aan de Noorse westkust. ‘Het is of de schitterende omgeving haar volk bestendig inspireert, en om die weelderige natuurpracht die haar omgeeft, maakt zij dan ook een onvergetelijke indruk.’Ga naar eind6 Hoezeer ze ook hem inspireert, maken de volgende passages uit zijn nooit verschenen boek over Bergen duidelijk: ‘En 't is weer alles een sprookje, wanneer de zon zinkt aan den lagen horizont tusschen de rotsgevels over den fjorden-spiegel en 't water bevloeit met haar gouden schijn, de schepen beslaat met goud waar ze drijven, langs hun wanden; en de huizen daarlangs en de torenspitsen van de stad belegt met gloed. Het wemelt in 't rimpelende water als van gouden dukaten, van vloeiend metaal, en de rook der schouwen stijgt in die gouden atmosfeer omhoog als een purper gewolk, met de gracie van wuivende pluimen. En zinkt de zon na die kostbare apotheose, terwijl de avond haar uitvaart begint met een reuzigen brand, die heel de lucht zet in lichter laaie, dan vieren hoog boven den nevel die 't dal gaat vullen, de zeven bergtoppen het naspel van den glorieuzen dag in den droomerigen glans van 't verglijdende licht, tot het bloeiende paarsch verduistert in fluweelig donker langs hun kruinen, die nu dieper wijken en verzinken gaan in sluimer en stilte onder de smaragdbeglansde blauwte van den nacht, en zijne bestendige helderheid. De licht-doorvloeide, glansgedrenkte zomernacht... En waar de vreemdeling toeft, in 't park dat het schiereiland afsluit tusschen de beide haven-armen in, - of ter andere zijde van de stad, in den stadstuin, waar de hoogste bergen vlak vóór liggen in purpere schemering, en bij den watersprong onder geurende linden de stilte van rondom hoorbaar wordt, - 't is het sprookje, overal het sprookje weer, | |
[pagina 67]
| |
en 't fluistert: duizendmaal schooner dan de allerschoonste, Bergen, gij...’Ga naar eind7 Een Nederlander die langere tijd in Bergen doorbrengt, is in die tijd nogal ongewoon. Reden voor de plaatselijke krant, misschien een beetje gestimuleerd door Johannes die er werkt, op 22 juni een interview met Felix Rutten te plaatsen. ‘Nederland - Noorwegen; cultuur en wisselwerking’ luidt de kop boven het artikel in De Morgenavisen, zoals het dagblad heet. De Sittardenaar wordt natuurlijk eerst geïntroduceerd bij de lezers. In die intro wordt hij als een schrijver betiteld, die niet alleen ‘Brieven uit Noorwegen’ en ‘Tentoonstellingsbrieven’ naar Nederlandse kranten stuurt, maar ook de Noorse taal en literatuur bestudeert. Het gesprek, zo meldt de journalist, gaat over Noorwegen, Noorse kunst en literatuur en het Nederlandse geestesleven. Natuurlijk wil de journalist weten of er Noorse literatuur wordt gelezen in Nederland. Rutten moet hem dan teleurstellen. Volgens hem wordt alleen Ibsen gespeeld en zijn een paar toneelstukken van Bjørnson in het Nederlands vertaald. De Deense en Zweedse letteren doen het naar zijn mening beter en zeker het werk van Johannes Jörgensen is erg bekend. Anders is het met de Noorse muziek. ‘Iedereen zingt en speelt Grieg, en ik moet bekennen dat Grieg volgens mij populairder is in Nederland dan in Noorwegen’, antwoordt hij op vragen daarover. De Noorse kunst heeft hem verrast, laat hij weten. ‘Ik trof een gevoel voor kunst dat ik niet had verwacht. Dat was een verrassing, want ik kende alleen het Deense porselein en had alleen iets over houtsnijkunst gehoord voordat ik naar hier kwam. Toen ik zo'n onvermoede rijkdom aantrof, ben ik die meteen gaan bestuderen en nu heb ik vele artikelen in Nederlandse tijdschriften en kranten geschreven over schilder-
Interview in De Morgenavisen.
en beeldhouwkunst in Noorwegen.’ Of dat laatste waar is, staat niet vast. Rutten heeft wel stukken geschreven voor zijn kranten, maar of hij dan ook al artikelen voor tijdschriften heeft gemaakt, is de vraag. In elk geval verschijnen dat soort stukken pas een jaar of enkele jaren later in Nederlandse bladen. Wanneer hij die heeft gemaakt, is niet bekend. In het gesprek met de journalist van De Morgenavisen vertelt hij over de Nederlandse literatuur, muziek en schilderkunst, en over Amsterdam. Het artikel sluit af met zijn indruk van Noorwegen. ‘Ik heb ontdekt dat hier niet alleen maar “bomen, sneeuw, fjorden en duisternis” zijn, maar dat je hier ook een heerlijke zomer hebt, die zijn weerga niet kent en waarvan ik het bestaan niet vermoedde. Maar ik heb ook een vraag: waarom zijn de musea in Noorwegen niet | |
[pagina 68]
| |
de hele dag open? Die musea zijn er toch opdat mensen ze kunnen bezoeken en daar iets kunnen zien en leren? Als er zoveel geld gestoken is in de oprichting van een museum, dan is het toch slecht financieel beleid om dat museum de hele week dicht te houden op een paar uurtjes na? Elders is zoiets ongehoord.’Ga naar eind8 Een dag later, op 23 juni, maakt heel Bergen zich op voor de viering van het Sint-Jansfeest, de christelijke feestdag waarbij de geboorte van Johannes de Doper wordt herdacht. Het is tevens het midzomernachtfeest, waarbij grote vuren worden gemaakt. De festiviteiten vinden vooral in de nacht van de 23e op de 24e plaats. Felix Rutten doet er volop aan mee, zeker ook omdat Sophie eindelijk is teruggekeerd van haar studiereis door Europa. Wanneer ze precies in Bergen arriveert, is niet meer te achterhalen. In elk geval is hij dan al, naar eigen zeggen, helemaal ingeburgerd in de stad. Hoe hun ontmoeting na ruim drie maanden van elkaar gescheiden te zijn geweest is verlopen, blijft helaas gissen. Ofschoon het toch het hoogtepunt van zijn reis naar Noorwegen moet zijn en hij eerder laat doorschemeren uit te zien naar haar komst, maakt hij er niet meer dan een terloopse opmerking over in een brief aan zijn ouders. ‘Sofie is nu ook terug’, begint die, ‘'t Was prettig dat ze eindelijk kwam. Ze is enthousiast over hare reizen en praat veel over Sittard en over uw lieve attentie's. Zij laat u hartelijk groeten.’ Dat is alles. Het kan echter bijna niet anders of hij heeft haar opgewacht in de haven, waar hij vlakbij woont, en gekeken naar het binnenvaren van haar schip. Hij is immers niet voor niets naar het hoge noorden gekomen.Ga naar eind9 Uiteraard doet hij uitgebreid verslag van zijn belevenissen in de Sint-Jansnacht, dit keer in De Tijd. Op maandag 4 juli publiceert die krant zijn artikel over de feestelijkheden in Bergen. Hij heeft er vanaf het moment dat hij voor het eerst voet op Noorse bodem zet over horen vertellen, schrijft hij. In Noorwegen is het feest specialer omdat de avonden er als gevolg van de middernachtzon stukken langer duren dan zuidelijker in Europa. Volgens Rutten lezen de mensen in Bergen tot laat in de nacht gewoon hun krant op straten en pleinen, worden de gaslantaarns niet aangestoken, de winkels niet verlicht en werken bouwvakkers gewoon door. ‘Wanneer dan is het nacht?’ verwoordt hij de vraag van zijn lezers. ‘Er is geen nacht meer, geen donker en geen duisternis. De zon gaat onder om half elf en 't avondrood hangt nog wazig over den fjord, als de bergen in 't Oosten reeds weer omschenen worden van de eerste glorie van den dageraad.’ Hij bericht dat de Johannesnacht in Bergen vooral een feest voor de jeugd is. Niet zo vreemd, want de festiviteiten vinden deels hun oorsprong in lang vervlogen tijden, als de Noren nog geen christenen zijn en hun eigen godenwereld hebben. In die tijden vieren ze van 23 op 24 juni de nacht van de zonnestilstand en worden vuren aangestoken ter ere van Balder, de god van de schoonheid en de jeugd. ‘Niemand blijft dezen avond thuis’, schrijft hij. Om zes uur trekken de eerste mensen al bepakt en bezakt de bergen rond de stad in. Velen volgen en uiteindelijk bevinden zich er duizenden op de rotsen en kijken de diepte in, waar Bergen in volle glorie is te zien. Feestelijker dan anders, want er zijn ook honderden inwoners in bootjes het water van de fjord op gegaan, om daar te vieren. Vanaf de rotsen zijn de vele vuren die worden aan- | |
[pagina 69]
| |
De haven van Bergen ligt rond 1910 boordevol bootjes.
gestoken nog beter te zien. Vuur van houtstapels, uit pektonnen en van takkenbossen. De muziek die van overal komt, is er veel beter te horen, net als de vreugdeschoten die worden gelost. Het vuurwerk is vanuit de hoogte gezien een spektakel. De officiële feestelijkheden duren tot middernacht. De jeugd gaat volgens Felix Rutten echter nog vele uren door. Net als hij en Sophie overigens, want zij zijn samen eveneens omhoog geklauterd. Het moet een romantische tocht zijn geweest, want hij wordt in zijn krantenstuk heel dichterlijk bij de beschrijving van het eind van hun Johannesnacht. ‘Tot dan toe was de nacht zoo klaar gebleven als helder water; maar nu glijdt een zacht vergrauwen over het groen, als een huiveren. Toen rees de maan, reuzengroot en volrond, roodgouden, boven den rand der laagste bergen en zag schroomvol zwijgend naar het westen, waar 't avondrood zijn droomen niet had uitgedroomd. Sprookjesachtig rezen rondom de bergen, blauwoverneveld, met scherpe lijnen afgeteekend tegen den lichten, blauwen, sterrenloozen middernachtshemel; sprookjesachtig staarden uit het hooge gras de witte margerieten ons met hunne verwonderde gezichten aan. Wij plukten bloemen als bij helderen dag.’Ga naar eind10 Het kan die juniweek niet op voor Felix Rutten, want na het interview op woensdag in de Bergense krant en zijn romantische tocht met Sophie in de nacht van donderdag op vrijdag, krijgt hij zaterdag 25 juni een heel mooi bericht. Hij kan diezelfde dag nog ver- | |
[pagina 70]
| |
trekken voor zijn eerste meerdaagse journalistieke trip in Noorwegen. Op uitnodiging vertrekt hij 's middag om twee uur met een speciale trein naar het op 1300 meter hoogte aan de Bergensbaan gelegen skioord Finse, waar ook in de zomer nog volop sneeuw ligt. Reis en tweedaags verblijf in hotel zijn gratis voor hem. In Finse vindt een springwedstrijd plaats voor de beste Noorse skiërs en daarvoor zijn Engelse en Duitse journalisten uitgenodigd. Ook loopt er een Rus rond, met wie de Sittardenaar en zijn Bergense vriend Johannes kennismaken tijdens de avondmaaltijd. Na het eten wordt een tocht door de sneeuwvelden rond het plaatsje gemaakt. Een nogal zware onderneming, want ze zijn pas tegen zessen 's morgens weer terug en Felix Rutten is bovendien een van de weinigen die hem op schoenen maakt in plaats van op skies. Na één uur slaap moeten ze weer op, want de wedstrijden beginnen om acht uur 's morgens.Ga naar eind11 Zijn impressie van de wedstrijd heeft weinig van een sportverslag: ‘Opgetogen toeschouwers, vlaggengeklapper, gejuich en gewuif... en ondertusschen razen de skiloopers de hoogte af, en - hop!, daar zweven ze met uitgestrekte armen door de lucht en zinken, en zijgen op hun fantastisch schoeisel de diepte in, verder ruischend over den harden sneeuw, met zwierigen zwaai beneden. Eén was er bij, die een sprong vertoonde van vijf-en-dertig meter. Eenig schouwspel! Eerst krijgt men den indruk van een razende waaghalzerij; doch deze gaat voorbij als 't duidelijk wordt hoe de menschelijke berekening en handigheid hier zegeviert over de kracht der natuur.
Het ski-oord Finse.
De natuur moet het afleggen tegen de vlugge behendigheid van den koenen springer; de diepte trekt hem, de helling jaagt hem neer, - maar hij neemt een sprong, hij vermeesterd de ruimte: zijn voeten gevleugeld met den skii zweeft hij als op zijn uitgestrekte armen, zeilt hij door de lucht, meet zijn vlucht, berekent zijn dalen, en duizelingwekkend, maar vast en zeker, vliegt hij de sneeuwhelling af in suizelende nedervaart, en viert victorie. Ik weet niet wat ik meer prijzen moet, de schoone verrukkingen van de natuurtaferelen, de practische, prachtige organisatie van 't feest, de huiselijke gezelligheid van 't geriefelijke hotel en den kring der gasten, of 't verbijsterende van 't ski-sprong-tafereel.’Ga naar eind12 Na de wedstrijd, om vijf uur 's middags, vertrekt de speciale trein weer om de jour- | |
[pagina 71]
| |
nalisten en andere genodigden terug te brengen naar Bergen. Felix Rutten is aan boord, maar reist niet mee naar de kust. Samen met zijn Russische collega brengt hij de nacht door in het eveneens hooggelegen plaatsje Myrdesl. Hij bezit namelijk een vrijkaartje voor een achtdaagse fjordentrip met het schip de Mira door het fraaiste deel van Noorwegen. Het is een tip van de Rus, die al zo'n biljet op zak heeft. Een kort gesprek met de directeur van de B.D.S. (Bergens Dampskibsselskap, de Bergense stoomvaartmaatschappij) over zijn artikelen in de Nederlandse kranten is voldoende om het reisbiljet te bemachtigen.Ga naar eind13 Hij is er euforisch over en schrijft zijn ouders: ‘'k Voel me sterk en gezond en vraag niet of 'k niet gelukkig ben!! Mijn handen zijn bruin verbrand. 't Weer is goddelijk. Wat 'n wonderbare wereld, wat 'n schoonheid.’Ga naar eind14 De Sittardenaar logeert in het iets dieper dan Myrdael gelegen hotel Vetnahalten, aan de weg naar de spectaculaire Flåmvallei. De vallei is ook in die tijd een van de toeristische topattracties van het land. De weg naar beneden voert voortdurend langs een riviertje en telt liefst zeventien haarspeldbochten. Terwijl de bergen rondom hoger rijzen, wordt de vallei nauwer. Op sommige plekken lijkt het alsof je door een tunnel loopt. Op plaatsen waar de vallei wat breder is, liggen pittoreske boerderijen met boomgaarden.Ga naar eind15 Uiteraard maakt Felix Rutten de tocht naar beneden, naar het aan de Sognefjord gelegen plaatsje Flåm. Het kost hem vijf indrukwekkende uren voordat hij er aankomt. ‘De kronkelende weg die ge ziet op de kaarten’, laat hij aan zijn ouders weten, ‘is de weg van 't hotel naar de vallei toe: deze ligt dus zeer diep, maar nog dieper bruist een geweldige bergstroom langs den weg in waterval op waterval. De hooge gebergten zijn met eeuwige sneeuw gekroond en vandaar storten overal wuivende slierten van water, als sluiers, naar beneden. Men had mij gezegd in 't hotel, dat verschillende Hollanders eenvoudig terug gekomen waren, omdat zij niet verder durfden gaan door 't dal; ik moest daar natuurlijk om lachen; maar ik verzeker u, dat ikzelf mijn hart heb vastgehouden als ik onder de overhangende rotsen door moest. 't Is gewoonweg verschrikkelijk, en 't gedonder van 't water maakt 't nog veel erger.’Ga naar eind16 In de dagen die volgen bezoekt hij enkele toeristische hoogtepunten van Noorwegen. Zo is hij in het beroemde Naerodal en klimt er omhoog naar het fantastisch gelegen hotel Stalheim, blijft hij een paar dagen in het pittoreske dorpje Gudvangen, vaart hij met de S.S. Mira door de Sognefjord, de Geirangerfjord en de Nordfjord, ziet de beroemde Zeven Zusters geheten waterval in Meroak, trekt door het Romsdal en doet het plaatsje Molde aan, alvorens terug te reizen naar Bergen. Het zijn vooral de fjorden die zijn belangstelling hebben. In een lezing die hij enkele jaren later over Noorwegen geeft, komt hij er op terug. ‘Een fjord is een binnenwater, maar geen meer, want een meer is een omsloten watervlak, maar de fjord staat in verbinding met de zee. Hij bestaat dan ook uit zout water, en zijn diepte is niet zelden gelijk aan die van den zeeschoot. Waar de verbindingen over land veelal zoo vele en zoo groote moeilijkheden meebrengen, daar is de scheepvaart over fjorden het gewone verkeersmiddel. Heden ten dage is er door de meest bezochte gedeelten van het land ook een geregeld autoverkeer voor de toeristen, maar ook ondanks toenemende spoorlijnen, blijft er de | |
[pagina 72]
| |
De klim naar Myrdael.
fjordenvaart in eere, en wie niet op de fjorden gevaren heeft, die heeft Noorwegen niet helemaal gezien.’Ga naar eind17 Van de paar uur tijd die hij krijgt om Molde te bezichtigen, maakt hij gebruik om een broche voor zijn moeder te kopen. In een brief aan het thuisfront verzekert hij dat het de mooiste broche uit de winkel is. ‘Ze is van echt zilver, en kan met zeepwater gereinigd worden’, meldt hij. ‘Mij zal 't eene prettige herinnering zijn aan Noorwegen als Ma ze draagt en ik ze daar terugzie, als ik Noorwegen zal versleten hebben. Ik stuur ze liever vooraf, dan hebt gij er iets aan dezen zomer reeds, beter als dat 'k ze later meebreng. Maar dan kan 'k ook niets méér kopen voor later!! Daarom deed ik 't nu, voordat alle mijn geld op is! Ze moge u geluk brengen en 't blijvend bewijs zijn van de liefde van uw oudsten zoon.’Ga naar eind18 Uiteindelijk arriveert hij op maandag 4 juli weer in Bergen. Als hij op de Mira om de rekening vraagt, blijkt de hele reis hem niks te kosten. Hij hoeft alleen de drank te betalen en is daar, gezien de aanschaf van de broche en andere onkosten, maar wat blij om. In de stad kan hij meteen weer als journalist aan de slag, want ze heeft bezoek van de Noorse koning Haakon, prins Heinrich van Duitsland en de eveneens Duitse graaf Zeppelin.Ga naar eind19 Haakon komt voor de speciale tentoonstelling die in Bergen wordt gehouden en waarover Felix Rutten al eerder heeft bericht in De Nieuwe Rotterdamsche Courant. | |
[pagina 73]
| |
Als speciale correspondent van drie Nederlandse kranten probeert hij een interview te krijgen met graaf Zeppelin, een naar zijn mening ‘klein, voorkomend, frisch man, die met eere zijn leeftijd noemen mag: zoo jong nog ziet hij er uit voor zijn jaren’. De graaf viert in Bergen zijn 78ste verjaardag en is op doorreis naar Spitsbergen. Van daaruit wil hij een tocht over de ijszee maken en vervolgens per luchtschip naar de Noordpool reizen. Een interessant onderwerp voor een artikel. Maar hij vangt bot, de graaf laat hem weten met niemand te spreken. Niet met de Duitse journalisten die hem naar Bergen zijn gevolgd, niet met de Noorse en dus ook niet met de Nederlandse persmensen.Ga naar eind20 In de dagen die volgen, maakt hij geregeld tochten met Sophie. Hij haalt haar van haar werk en ze wandelen door de stad of ze trekken de bergen in. Ze zijn gelukkig samen. ‘Wij leefden onbekommerd, als grote, gelukkige kinderen in onze onvertroebelde vriendschap. Hoe vaak vlocht ik vergeet-mij-nieten door de gouden helm van haar mooie haar’, herinnert hij zich later, en ‘wij doorleefden er stralende dagen’.Ga naar eind21 Hoe fijn ze het samen hebben, blijkt uit een briefkaart die ze vanuit de plaats Os, waar ze het weekeinde van zaterdag 16 en zondag 17 juli doorbrengen, naar moeder in Sittard sturen. Eerst voert Sophie in het Duits het woord: ‘Liebe Frau Rutten. Seit gestern sind wir in der Nähe von Bergen um eine Freundin von mir zu besuchen. Hier ist es schön - ganz idyllisch - und viel Sonnenschein. Heute abend fahren wir wieder mit den Zug zu Bergen zurück. Felix ist ganz wild vor Glück und Freude. Er macht viele Dummheiten! Ihre Sophie Unger.’ Dan volgt Felix: ‘Lieve Ma. Wat zeg je daarvan? Fijn hé? En zoo gezellig. En daarbij een onbeschrijflijk prachtigen zomer, terwijl gij in nevel en regen zit. Als gij ook naar Noorwegen komen wilde, dan kom ik niet meer terug hiervandaan.’Ga naar eind22 |
|