Een Noorse liefde. Het weggestopte verlangen van Felix Rutten
(2012)–Adri Gorissen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
6 ‘Droomerig-schoon’ BergenOver de Bergensbaan nadert de trein Bergen. Felix Rutten heeft nog vijf haltes te gaan voor hij de stad bereikt, de stad van zijn vriendin Sophie Unger. ‘Kom naar Noorwegen’, heeft ze begin maart tegen hem gezegd, ‘om mij staan er al de huizen van mijn vrienden voor je open. Wees geen ezel en kom.’ Nu is hij er bijna en verheugt zich op haar stad, hoewel hij weet dat zij er voorlopig nog niet zal zijn. Ze is nog op reis door Europa om haar talenkennis te vergroten.Ga naar eind1 Langzaam maar zeker verandert het landschap. De groene bergen met daarop wouden, weiden, tuinen en landhuizen maken plaats voor torenhoge rotskolossen. De zeven machtige bergen waaraan de stad haar naam dankt, rijzen voor hem op. Ze worden enigszins omsluierd door nevel, maar niet zodanig dat hij ze niet kan zien. De trein snelt tussen Ulriken en Lövstaken door, twee van de zeven stenen bewakers van de stad, en daar ziet hij plotseling in de verte het water van de fjord. Het is een fascinerende combinatie, de strenge rotspartijen langszij en voor hem het vriendelijk spiegelende water. Een combinatie die hem verwart en betovert. De bergen wijken nu en maken plaats voor fraaie houten villa's in royale tuinen en steeds meer grote gebouwen die de naderende stad aankondigen. Nog één keer door een tunnel en de trein rijdt het pompeuze uit 1883 stammende station binnen. De 492 kilometer van
Kong Oscarsgate 12 in 2007.
de Bergensbaan zitten erop. Rook dampt uit de trein en de fluit gilt. Buiten de hekken wachten mensen op de vier- tot vijfhonderd passagiers die in de zomer dagelijks met de Bergensbaan arriveren.Ga naar eind2 Onder de wachtenden bevinden zich Kalink en Ingrid Thomassen, twee vriendinnen van Sophie die hij nog nooit heeft gezien. Gelukkig kent Johannes Knudsen de dames van het Bergense welkomstcomité. Ze zijn allerhartelijkst en doen alsof ze Felix al jaren kennen zodat hij zich gauw op zijn gemak voelt.Ga naar eind3 Het is negen uur 's avonds en buiten het station regent het dat het giet. Bergen doet zijn faam als stad waar het bijna altijd regent alle eer aan. Ze wagen het er echter op en gaan naar het pension aan de Kong Oscarsgate 12, waar Felix Rutten tijdens zijn verblijf in de stad | |
[pagina 58]
| |
zal wonen. Het zijn eigenlijk de vertrekken van Johannes, maar die heeft er gewoon een bed voor hem bijgezet. De meisjes hebben de kamers versierd met bloemen en ook de ontbijttafel voor de volgende morgen al gedekt. ‘Vjelkommen hjem’ staat op het kaartje dat erbij ligt. Als de koffers zijn neergezet, gaan ze souperen bij een tante van de meisjes. ‘Dien nacht heb 'k niet geslapen; 'k had weer te veel beleefd op één dag’, schrijft Felix Rutten op 31 mei aan zijn ouders. ‘Nu leven we hier samen zoo innig en 'k hoop tot 't einde toe gelukkig en zoo intens als twee broers. We maken morgen avondeten zelfklaar; de vrouw van beneden verkoopt ons al 't noodige: melk, boter, brood... ik moet 't huishouden verzorgen. Johannes is van 10-2, en van 5-12 of 1 uur 's nachts op zijn kantoor. Dan komt hij om 8 uur even 'n boterham eten. Verbeeldt ge u, hoe we dat samen prachtig inrichten. We hebben een kamer, een zogenaamde keuken en een “antichambre” waar 't vermakelijk voor u zou zijn een blik te slaan. Intusschen is Sofie er nog altijd niet.’ Als hij die 31ste mei wakker wordt regent het. Vanuit het raam ziet hij de bergen rondom de stad. Althans, hij vermoedt ze, want ze zijn helemaal in nevelen gehuld. De straten van de stad staan vol plassen, de mensen zijn gehuld in glimmende jassen en dragen overschoenen, schoolkinderen verstoppen hun gezichten onder stormhoedjes en leren kappen. Ondanks de regen, die drie dagen aanhoudt en hem even doet vertwijfelen, blijven de Bergensers kalm en rustig. Ze zijn de regen gewend. Na die drie dagen is het echter met de regen gedaan, de nevel scheurt open, de straten drogen op, de lanen worden begaanbaar en de lucht wordt blauw. Een dag later is het een en al zomer en zonneschijn, en zo blijft het de volgende maanden ook.Ga naar eind4 Zijn tochten door Bergen - hij wil de stad van Sophie zo snel mogelijk leren kennen - worden daardoor een stuk makkelijker. Hij voelt zich meteen thuis als hij ontdekt dat hij op een steenworp afstand van de Hollandergaten woont, de straat waar in vroeger eeuwen een Hollandse kolonie was gevestigd. Ook de vrolijke, bontgeverfde houten huizen met hun puntgevels doen hem aan zijn thuisland denken. Het mooist van al vindt hij echter de stenen wal die de zeven bergen rond de stad vormen. ‘Een onbeschrijflijk decor’, noemt hij die enkele dagen na zijn aankomst in een artikel in De Nieuwe Rotterdamsche Courant.Ga naar eind5 De zeven bergen omsluiten de stad als een hoefijzer en maken van het centrum een soort schiereiland. Een schiereiland dat ook nog eens wordt omvat door het water van de Puddefjorden en de veel grotere Byfjorden. Een Vaagen genaamde uitloper daarvan vormt de natuurlijke haven, waaromheen de stad zich plooit. Het centrum is eenvoudig te belopen, meer dan een kwartier is niet nodig om van de ene kant naar de andere te komen. De stad heeft als Felix Rutten er in 1910 verblijft zo'n 80.000 inwoners en is uitgewaaierd over de dalen eromheen, voorbij de bergen. Aan de noordelijke kant van Vaagen liggen de eeuwenoude houten woningen en pakhuizen van de Hanzehandelaren. Ook vind je er de Haakonshal, de troonzaal van de oude Noorse koningen, de Rosenkrantztoren en de historische Mariakerk. De andere kant biedt vooral veel winkels en hotels. Daar loopt de stad een heuvel op tot bij een park waar de Johanneskerk staat. ‘Droomerig-schoon’ noemt Felix Rutten Bergen.Ga naar eind6 Hoe mooi de stad ook is, het zijn volgens hem de bergen die Bergen maken tot wat het is. | |
[pagina 59]
| |
De Hollandergaten.
De geweldige rotsen die rond de stad opstijgen, geven haar de kenmerkende schoonheid. Zij verlenen het landschap een onvergetelijke grootsheid. Er is naar zijn mening geen andere stad die door een dergelijk zielsverheffende natuurpracht wordt omsloten. Hij verlustigt zich aan de namen van die bergen, zoals Lövstaken, Floïen, Lüderhorn, Blaaman en Ulriken.Ga naar eind7 Als hij er over moet schrijven, wordt hij lyrisch: ‘De rotsen altijd weer, nu als muren die de stad omsluiten, opdonkerend werwaarts men gaat, alle straten afsluitend, alle wegen begrenzend, - dan als pronk van trofeën opgericht, met 't groen hunner rijzende dennen, en 't groenig gewolk van parken in een ring. Zij omringen de stad en den fjord, den fjord waar hij uitgaat naar de verre, onzichtbare zee, den fjord waar hij buigt om de stad ter breedte van een stroom, en ze vastklemt in zijn arm, - en daar waar hij zijn laatste ronding voltrekt en uitrust breed als een meer: overal de rotsen, de zeven bergen.’Ga naar eind8 Graag struint hij over de vismarkt die aan de kop van de fjord, vlak bij zijn pension, wordt gehouden. Torget heet de straat waaraan de markt plaatsvindt. Elke morgen wordt er verse vis te koop aangeboden. In grote houten bakken zwemmen de dieren nog rond. Wie de in stukken gesneden vissen in de kramen niet vers genoeg vindt, kan een van de exemplaren in de bakken aanwijzen en die wordt dan ter plekke voor hem schoongemaakt. De keus is groot, van zalm tot schelvis. De vismarkt fascineert hem zo dat hij er diverse keren over schrijft. Het mooist en het dichterlijkst in een nooit uitgegeven boek over Bergen: ‘Daar warrelt het bont door elkaar bij den drukken vischverkoop. Langs de kaai liggen de visscherspinken met de bruine zeilen; langs de waterboord staan in lange rijen de vierkante bakken waar de levende verkoopwaar dart en omspringt. De oude zeerob met stekeligen baard en stormhoed, in geöliede kleren wier vette kleuren geel en rossig glimmen, roert met een schepnet de beestjes om en om in hun eng verblijf en brengt ze aan 't licht voor de oogen der begeerenden. Dan spatten ze in angstig stuiptrekken 't water op tot fonteinen, wier straal verstuift in een regen van fonkelend gedruppel over de omstaanders, - en een lachje vliegt over de ernstige trekken der toekijkende kindergezichtjes... Ginds ligt de vischwaar roerloos geworden op de planken-rijen van de opgezette kramen. Spier-witte, in brokken gesneden, met 't roode bloed doorloopen, oranje kleurige, kostelijke zalm, en anderen als van beroosd marmer, wit met een teeren schijn van rozige | |
[pagina 60]
| |
tinten doorwolkt, en anderen weer overspat met glinsterende plakjes van zilver of glanzend als paarlemoer, den rug bemaald met blauwe oogen, en groenige oogen in pauwenveerige pracht...’Ga naar eind9 Zijn zwerftochten door de stad leren hem ook veel over de geschiedenis ervan. Ze is in 1070 gesticht door Olav Haraldson, een van de oude Noorse koningen. In het begin is het een kleine nederzetting, gelegen aan de noordkant van Vaagen, de natuurlijke haven. Daar ligt als Felix Rutten de stad in 1910 bezoekt nog altijd de vesting Bergenshus met binnen haar muren de uit 1260 daterende Haakonshal, zeg maar de troonzaal van de Noorse koningen die in de dertiende eeuw vanuit Bergen regeren. Er zijn er daar zelfs vijf gekroond. Ook is er de Valkendorf- of Rosenkrantztoren, een restant van vroeger uitgebreide verdedigingswerken. Ietsje verderop staat de uit 1140 stammende Mariakerk. Die verdediging is nodig omdat Bergen zich al snel ontwikkelt tot een florerende handelsstad. Vanuit de plaats aan de westkust van Noorwegen varen in de twaalfde en dertiende eeuw schepen naar IJsland, Groenland, Schotland, Engeland en de Shetland- en de Orkney-eilanden. Op veel van die plekken bevinden zich Noorse nederzettingen, wat de handel nog eens vergemakkelijkt. De handel vanuit Bergen richt zich overigens niet alleen op plaatsen overzee. Ook het Noorse binnenland wordt vanuit de stad van tal van producten voorzien. In de veertiende eeuw is het gedaan met de voorspoed. Noorwegen verliest zijn zelfstandigheid aan Denemarken, met als gevolg dat de handel zich gaat richten op dat land,
Vanaf de berg Floïen heb je het mooiste uitzicht over Bergen.
| |
[pagina 61]
| |
Zweden en de Baltische staten. Die handel is minder lucratief en als dan ook nog eens kooplieden uit de steden van het Hanzeverbond zich in de stad vestigen en zo'n beetje de macht overnemen, gaat het een tijdlang minder rooskleurig. De Hanzekooplieden, en dan vooral degenen die uit Duitsland afkomstig zijn, maken van de stad echter weer een handelscentrum van formaat. Ze leveren gedroogde vis in vrijwel de hele dan bekende wereld. De handelaren, waaronder ook veel Nederlanders, wonen vooral in de wijk Tyske Bryggen, ten zuiden van de vesting. De houten woningen en pakhuizen vormen er een wereld op zich. Halverwege de zestiende eeuw nemen de inwoners van Bergen langzaam maar zeker weer de macht over hun stad in handen. In de eeuwen die volgen blijft het op en af gaan met de betekenis van de stad, die vaak heeft te lijden onder grote branden, epidemieën en oorlogen. Ze blijft echter steeds overeind als de belangrijkste haven van Noorwegen. Een haven van waaruit een groot deel van Europa van haring, stokvis, teer, traan, huiden en brandhout wordt voorzien, maar die tevens geldt als het centrum voor de walvisvaart in het noordelijk deel van Europa. In de negentiende eeuw is Bergen de grootste en rijkste stad van Noorwegen. Geen wonder dus dat ze ook cultureel gezien bovenaan staat. Al in 1800 wordt er het eerste theater gebouwd, waaraan rond 1850 Noorse grootheden als Henrik Ibsen en Bjørnsterne Bjørnson werken. Die eeuw brengt de stad musici als Olav Bull en Edvard Grieg voort. De laatste is drie jaar voor Felix Ruttens komst gestorven. Wanneer die er rondloopt, is Bergen nog steeds een haven- en handelsstad van formaat. Er zijn dan stoombootverbindingen met Oslo, Trondheim, Hull, Hamburg, Rotterdam en Newcastle. Geregelde diensten onderhouden lokale routes langs de kust naar bijvoorbeeld de eilandengroep de Lofoten, waar Sophie lange tijd heeft gewoond en waar ze nog veel familie heeft, en naar plaatsen aan de Sogne- en Hardangerfjord. Sinds twee jaar is door het gereedkomen van de Bergensbaan de verbinding met het achterland enorm verbeterd. Tot die tijd is Noorwegen eigenlijk in tweeën gedeeld.Ga naar eind10 Felix Rutten ontdekt al snel dat je het mooiste uitzicht op de stad hebt vanaf de 320 meter hoge berg Floïen. Via een slingerende wandelweg klimt hij omhoog naar het daar gelegen restaurant Bellevue en ziet dan diep onder zich de bedrijvige haven en de fjord en natuurlijk de levendige stad die in de decennia voor zijn komst flink groeit doordat veel Noren uit het binnenland zich er vestigen.Ga naar eind11 Ook ziet hij het terrein waarop Bergens tentoonstelling plaatsvindt, een evenement waarmee de stad aan de hand van de onderwerpen toerisme, sport en industrie laat zien wat Noorwegen is en wat het Noorse volk kan. Een bezoek aan de opening van die tentoonstelling is zijn eerste journalistieke klus in de stad, meteen al de dag na zijn aankomst. Hij heeft er moeite mee zich journalist te noemen, maar geniet wel van de voordelen die het vak met zich meebrengt, zoals een doorlopende vrijkaart waarmee hij altijd binnenkan. De tentoonstelling wordt gehouden op terreinen bij de oude vesting Bergenshus. Er zijn enkele paviljoenen opgetrokken, waarin niet alleen aandacht aan het moderne Noorwegen met zijn ontluikend toerisme en opkomende industrie wordt geschonken. Uiteraard krijgt de folklore een ereplaats en wordt de Noorse huisvlijt belicht. Er zijn kantwerk, houtsnijkunst, borduursels en porselein te bewonderen. | |
[pagina 62]
| |
Bedrijvigheid in de haven van Bergen.
Felix Rutten maakt er een uitgebreide reportage van voor De Nieuwe Rotterdamsche Courant, waarin hij niet tevens zijn eerste indrukken van de regenstad Bergen geeft. In feite zijn het twee stukken ineen, want het laatste deel bestaat uit een verslag van de officiële opening een dag later door minister-president Konon. Hij mengt nieuws met reportage en achtergrond met eigen indrukken. Het lijkt alsof hij niet alleen zoekt naar zijn toon, want hij gebruikt voornamelijk lange zinnen met tal van bij- en tussenzinnen, maar ook naar zijn journalistieke vorm. Zo meldt hij dat de premier vindt dat de toeristeninkomsten van zijn land met zo'n veertien miljoen kronen veel te ver achter blijven bij de tweehonderd miljoen van Zwitserland. Terwijl Noorwegen toch veel meer moois te bieden heeft. Daarnaast geeft hij uitleg over de herkomst van de Noorse kunst: ‘Men heeft de Noren boeren gelaten, in tegenstelling met de Zweden. Wat hiermee als een hatelijkheid is bedoeld, is onwaar: maar wel is 't werkelijk zoo voor de Noorsche kunst, die van de boeren herkomstig en nog door hen voornamelijk beoefend een boersche kunst is; ik bedoel, een kunst die de sporen harer afstamming duidelijk draagt, en deze als karakteristieke onderscheiding hoog houdt tegenover de Zweedsche, die zich in kleur en lijn door eene aristokratische verfijning kenmerkt. In de Zweedsche weefkunst b.v. versmelten alle kleuren in een harmonische eenheid: de tinten komen op den voorgrond, de kleuren met zachte overgangen van toon | |
[pagina 63]
| |
tot elkaar gebracht, terwijl de Noorsche kunst niets weet van nuanceering en naar de eerlijkheid van 't volkskarakter, de hardste kleuren naast elkaar gebruikt, zonder tempering of vervloeiing.’Ga naar eind12 Opmerkelijk is dat hij voor de twee andere kranten waarvoor hij werkt niet of nauwelijks over de tentoonstelling schrijft. Alleen in De Tijd meldt hij dat hij teleurgesteld is over het gebrek aan opgewektheid en jubel bij de opening van het evenement. Hij doet dat in een artikel over de invloed van het protestantisme in Noorwegen en de gevolgen daarvan voor het karakter van het Noorse volk.Ga naar eind13 Blijkbaar wil hij niet drie keer hetzelfde schrijven voor zijn werkgevers en varieert hij daarom in de onderwerpen. Daarbij wordt hij geholpen doordat de kranten alle drie een andere verschijningsfrequentie aanhouden en de ene meer artikelen publiceert dan de ander. De Nieuwe Rotterdamsche Courant drukt er in totaal dertien af, De Maasbode tien en De Tijd acht. In De Maasbode publiceert hij pas op 17 september echt over Bergen, terwijl hij dat in De Nieuwe Rotterdamsche Courant al op 4 juni en in De Tijd op 14 juni doet. In De Maasbode gaat zijn eerste artikel over de reis per vrachtschip over de Noordzee, in De Tijd over het katholicisme in Zweden en Noorwegen en in De Nieuwe Rotterdamsche Courant over de begrafenis van de Noorse dichter en volksheld Bjørnsterne Bjørnson. Die variatie maakt zijn journalistieke werk natuurlijk een stuk leuker.Ga naar eind14 Evengoed wacht hij intussen in Bergen met smart op de komst van Sophie. |
|