Een Noorse liefde. Het weggestopte verlangen van Felix Rutten
(2012)–Adri Gorissen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |
[pagina 25]
| |
3 Ontluikend dichterschapAls hij in februari 1910 in Sittard Sophie Unger ontmoet, is Felix Rutten 27 jaar. Hij wordt op 13 juli 1882 in Sittard geboren als eerste kind van Martin Emanuel Rutten (1844-1917) en Theresia Maria Hubertina Imkamp (1854-1917). Bijna drie jaar later, op 17 februari 1885, komt zijn broer Jules ter wereld.Ga naar eind1 Zijn vader heeft in de buurt van Luik een opleiding tot leerlooier gevolgd en zijn bedrijf gevestigd bij de woning aan de Markt 31, in het hartje van Sittard.Ga naar eind2 In zijn terugblik op de jaren tussen 1880 en 1930 herinnert Felix zich die plek als volgt: ‘Wij woonden op het marktplein, ruim in het vierkant uitgemeten, middelpunt van het middeleeuwse Sittard. We zagen uit op het stedelijke gemeentehuis met monumentale trap naar een flink bordes, een guitig torentje boven de lessenaarsdaken uit, iet of wat feestelijk. Voor wie in een verouderd vestingstadje moet verblijven - nauwe kronkelstraatjes binnen een walring, schaars doorbroken met openingen naar buiten - is het een voorrecht op een dergelijk plein te mogen wonen, een marktplaats met drukte van wagens en karren, hetgeen een gevoel van ruimte geeft, van vrijheid.’Ga naar eind3 De familie Rutten staat redelijk in aanzien en heeft onder meer een huisknecht en een dienstbode aan het werk.Ga naar eind4 Moeder is een rustige vrouw die graag vertelt. Niet alleen over
Vader Rutten.
Moeder Rutten-Imkamp.
| |
[pagina 26]
| |
wat ze meemaakt, maar ook over de feuilletons die ze leest in De Limburger Koerier, de provinciale krant waarop het gezin is geabonneerd. Die feuilletons knipt ze uit en ruilt ze met de vervolgverhalen die haar vriendinnen uit andere kranten knippen. Vader heeft een abonnement op het Belgische Franstalige dagblad La Gazette de Liège. Zijn opleiding in Saint-Roch bij Luik is daar niet vreemd aan. Bovendien speelt Frans aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw nog een belangrijke rol in Limburg. Boeken zijn er niet of nauwelijks in huize Rutten. Vader bezit enkele exemplaren uit zijn Luikse leerjaren en moeder haalt geregeld de Sprookjes van Moeder de Gans voor de dag, in een uitgave die van fraaie tekeningen is voorzien door de Franse illustrator Gustave Doré. Voor zijn vorming heeft Felix in eerste instantie genoeg aan de beide kranten die dagelijks in huis komen. Vader helpt hem bij het lezen van het Franstalige dagblad, waardoor hij buiten het Nederlands en het Roermonds (van zijn moeders familie) en Sittards dialect al vroeg ook met Frans overweg kan. De krantenlectuur kan hem op den duur niet bij de boeken weghouden. Ze worden een levensnoodzaak voor hem. Hij leest alles wat hij te pakken kan krijgen.Ga naar eind5 Aan zijn culturele opvoeding draagt verder nog vaders liefde voor muziek bij. Daardoor is er een piano in huis, waarop Felix leert spelen. Ook doet één van de dames Pothast, die naast de familie Rutten op de Markt wonen, een duit in het zakje. Zij leert hem alles wat hij niet op de lagere school krijgt bijgebracht.Ga naar eind6 Die lagere school is de stadsschool aan de Kloosterstraat. Graag gaat hij daar niet naar toe, want in zijn herinneringen noemt hij het naar school gaan ‘de eerste machtige rampzaligheid van mijn jeugd’.Ga naar eind7 Gelukkig voor hem doorloopt hij de lagere school vrij vlot en kan hij in januari 1893 de overstap maken naar het door jezuïeten geleide Aloysiuscollege aan de Markt in zijn woonplaats, ook wel Saint-Louis genaamd.Ga naar eind8 Waarschijnlijk begint hij toch wat te vroeg aan de collegeopleiding, want hij moet de tweede voorbereidende klas voor het gymnasium overdoen. Het gymnasium zelf gaat hem goed af, want als de jezuïeten het college in 1900 overplaatsen naar Nijmegen heeft hij vijf leerjaren zonder noemenswaardige problemen doorlopen.Ga naar eind9 Het zesde jaar doet hij op Rolduc, waarnaar hij nog datzelfde jaar als intern leerling verhuist. Het is een groot avontuur voor de achttienjarige, want hij is tot dan toe nog nooit echt ver van huis geweest. Na het gymnasium te hebben afgerond, volgt hij er de cursus filosofie. Daarna doemt een groot probleem op. Felix Rutten is er tijdens zijn Rolducse jaren achter gekomen dat hij geen priester wil worden, zoals de familie van vaders kant en vader en moeder verwachten. Want wat moet zo'n gevoelige jongen nou anders worden? Felix, die de school toch al als een gevangenis ziet, vermoedt na een bezoek aan het grootseminarie in Roermond dat de priesteropleiding nog veel erger zal zijn. Een zeer gebonden bestaan als pastoor lijkt hem niet aanlokkelijk. Aan ‘oom’ Jules, een neef van zijn vader, die priester is in het land van Luik en bij wie hij vaak op vakantie gaat, vertelt hij dan ook dat het met zijn roeping is gedaan. Diens laconieke reactie brengt hem ertoe het vervolgens thuis te bekennen. ‘Mijn moeder schreide bittere tranen, mijn vader zat met de handen in het haar. Wat doe | |
[pagina 27]
| |
Het Aloysiuscollege in Sittard, dat Felix vijf jaar bezoekt.
je met die jongen? Weer werd mijn toekomst tot jammerlijk voorwerp van een ontstelde familieraad.’ Een tante stelt voor dat hij tekenaar wordt, terwijl zijn vader aan decorateur of etaleur denkt. Felix wordt gered door een oom van moederskant. ‘Je lijkt wel krankzinnig’, bijt die vader toe na zijn etaleursuggestie. ‘Je stuurt hem naar de universiteit, en niks anders.’Ga naar eind10 Het verblijf op Rolduc is overigens niet alleen maar vervelend. Zijn liefde voor muziek wordt er flink verstevigd, onder meer door een bezoek aan de opera van Aken, waar hij Wagners Meistersinger von Nürnberg ziet en hoort. Daarna blijft hij voor altijd Wagneriaan. Ook gaat hij er verder met zijn pianolessen, treedt toe tot het koor en fungeert als voorzanger in de abdijkerk.Ga naar eind11 Belangrijker is echter dat juist in Rolduc zijn liefde voor Limburg ontstaat, een liefde die nooit meer over zal gaan. De jongens op het instituut mogen slechts twee keer per week naar buiten. Onder strenge begeleiding worden wandelingen in de omgeving gemaakt. Heel blij is Felix dan als hij weer witte boerenhoeven, grote herenwoningen en kastelen ziet liggen in het Limburgse land, met op de achtergrond korenvelden en heuvels. Ook de religieuze festiviteiten waaraan de Rolduc-bevolking meedoet, zoals de bedevaart naar de Leenhofkapel van Schaesberg en het op grootse wijze vieren van Sacramentsdag, dragen aan die liefde bij.Ga naar eind12 Omzwervingen in de buurt van Sittard hebben een kiem gelegd voor die liefde. Het begint al in zijn vroegste jeugd met wandelingen, vooral in het gezelschap van zijn moeder. Als het kan, maken ze dagelijks samen een tochtje. Vaste prik is in elk geval de zondagse wande- | |
[pagina 28]
| |
ling. De drie dames Breuning, vriendinnen van moeder, komen de familie Rutten dan op de Markt ophalen voor een voettocht door de omgeving. Die wandelingen worden steeds langer en na verloop van tijd speelt zelfs de trein naar Heerlen een rol in de uitstapjes.Ga naar eind13 Eenmaal wat ouder trekt Felix Rutten er in
Markt 31: het huis van de familie Rutten.
zijn eentje op uit, eerst nog te voet, later met de fiets. ‘Ik bleek een geboren wandelaar te zijn en gewende me geleidelijk aan de eenzaamheid, die mij, temidden van de natuur, weer altijd tot een nieuw genot werd. In heel de omtrek kende ik weldra al de punten vanwaar men diep en ver in het land kon uitzien. Mijn fiets werd mij het dierbare middel tot telkens weer een verdere verovering op het onbekende, het nog niet bereikte van de heuvelachtige landouw.’Ga naar eind14 De passie voor de natuur, voor Limburg en voor het landschap zal één van de belangrijkste fundamenten van zijn schrijverschap worden. De universiteit waar Felix Rutten in 1903 naartoe gaat, is die van het Vlaamse Leuven, waar echter in het Frans wordt lesgegeven. Het is een redelijk nabijgelegen katholieke universiteit, waar al eeuwenlang veel Limburgers naartoe trekken. De inmiddels 21-jarige Sittardenaar gaat er germanistiek studeren. Hij vindt er aansluiting bij Vlaamse medestudenten, die hem 's avonds meetronen naar de kroegen in de stad. Veel moet hij niet hebben van de drinkgelagen. Daarom zoekt hij zijn toevlucht in de muziek. Hij huurt een piano en bezoekt concerten in Brussel. Pas nadat hij bevriend is geraakt met medestudent Frans van Cauwelaert (1880-1960), begint hij zich in Leuven op zijn gemak te voelen. Van Cauwelaert, die na zijn kandidaats geneeskunde voor wijsbegeerte heeft gekozen, is één van de voormannen van de indertijd nog jonge Vlaamsche Beweging, die strijdt tegen de overheersing door de Franstaligen in België. Hij introduceert Felix Rutten daarin, want hij ziet voor hem een verbindende rol weggelegd tussen de Vlamingen en hun Hollandse taalgenoten. Zo wordt hij ook lid van het strijdbare studentengenootschap ‘Met tijd en vlijt’, treedt hij toe tot de redactie van het tijdschrift De Groene Linde en maakt hij kennis met tal van dan bekende Vlamingen, onder wie Jules Persijn, de broer en zus van schrijver Stijn Streuvels en de hoogleraren Scharpé en Verriest. Van Cauwelaert versterkt bovendien bij Rutten de liefde voor zijn geboortegrond. Felix Rutten geniet van de tijd aan de Leuvense universiteit en waardeert vooral de vrijheid die hij er krijgt. ‘Nieuwe einders ontvouwden zich, dieper werelden gingen open. Je | |
[pagina 29]
| |
leerde tegen moeilijke bergen opklimmen, zag over wijder vlakten heen, mocht allengs op eigen wieken drijven. Je voelde dat je, onderscheidend en samenbindend, nu eigenlijk mens werd.’ De mooie tijd duurt echter niet lang. Franstaligen onderkennen het gevaar van de jonge Vlaamse garde en zorgen ervoor dat Van Cauwelaert vanaf 1906 in Duitsland verder moet studeren. Felix Rutten heeft na diens vertrek geen zin meer in een langer verblijf te Leuven.Ga naar eind15 Hij vertrekt datzelfde jaar naar Luik en maakt aan de universiteit van die stad zijn studie af. Op 16 juli 1909 promoveert hij met de hoogste onderscheiding (magna cum laude) op het proefschrift Algemeene Inleiding tot Vondels Johannes de Boetgezant. Tijdens die Luikse jaren brengt hij veel tijd door bij de al genoemde ‘oom’ Jules. Met deze in Sittard ter wereld gekomen levenslustige pastoor, die erg van zijn geboortestad en Limburg houdt, kan Felix het enorm goed vinden. De geestelijke vertelt veel over zijn jeugd en vormt daarmee ongemerkt zijn logé. Wanneer oom begint met het ophalen van herinneringen, dan is het ‘alsof er een film werd afgedraaid van heel lang terug. (...) Een bont carnaval van louter onschuldige vermakelijkheid, je eigen verwanten op de eerste plaats: heel dat echte, grappige, oude Limburg, dat Limburg-van-ouds dat heengaat’.Ga naar eind16 Daarbij komt nog dat zijn tochten door de omgeving van Luik, het gebied tussen de riviertjes de Ourthe en de Amblève hem nogmaals leren ‘in dankbaarheid en volle overgave de schoonheid te zien van het eigen, lieve Limburg, langs de Maas gelegen’.Ga naar eind17 In 1905, in de periode dat hij te Leuven woont, verschijnt de eerste gedichtenbundel van
Felix Rutten als student in Leuven.
| |
[pagina 30]
| |
Felix Rutten, met de voor de hand liggende titel Eerste Verzen.Ga naar eind18 Daarin bundelt hij een groot aantal eerder in bladen als Dietsche Warande en Van onzen Tijd verschenen gedichten. Met het schrijven is hij op zijn achtste begonnen en tijdens de verdere lagere school- en gymnasiumperiode doorgegaan. De drang daartoe is zo groot dat hem, als hij naar Rolduc gaat, wordt verboden tijd aan poëzie te besteden. Maar dat verbod is aan dovemansoren gericht.Ga naar eind19 Hoewel er in huize Rutten maar weinig boeken zijn, ondergaat hij in de loop der jaren toch de invloed van diverse boeken en schrijvers. In zijn herinneringen refereert hij aan boeken als Woudloper van de Amerikaanse auteur James Fenimore Cooper en Reis om de wereld in 80 dagen van de Fransman Jules Verne, maar ook aan onbekende titels als De maaiers van den dood en De martelaars van Siberië.Ga naar eind20 Van veel groter belang dan deze spannende boeken uit zijn jongensjaren is Méditations poétiques (uit 1820) van Alphonse de Lamartine (1790-1869). Felix Rutten ontdekt de Franstalige bundel in de bibliotheek van de drie Duitse wandelvriendinnen van zijn moeder en is meteen verkocht. In zijn 24 gedichten tellende Méditations poétiques schrijft Lamartine over liefde, eenzaamheid, het leven en de natuur. Geen al te vrolijke, maar meer melancholische en romantische poëzie, gevat in mooie beelden en muzikale versregels. ‘Welk 'n genot die klank van fluwelen woorden, van citers en van harpenslag, mij vreemd en nieuw; parels die rolden en zongen’, weet hij later die eerste indringende poëticale ervaring terug te roepen. Niet vreemd dus dat hij in de geest van Lamartine probeert klankrijke en muzikale gedichten te schrijven.Ga naar eind21
De debuutbundel.
Rond zijn vijftiende is het gedaan met de verafgoding van de Franse romanticus. Op het college brengen de leraren hem in aanraking met werk van Willem Kloos en Hélène Swarth. Tijdens de jaren op Rolduc raakt hij verder vertrouwd met het werk van de Tachtigers, ondanks de openlijke afkeer die de leraren van hen hebben vanwege hun ‘goddeloze’ poëzie. Hij leest werk van Frederik van Eeden en opnieuw Kloos. In de nachtelijke uren schrijft hij Mathilde en Iris van Jacques Perk over. Iets later leert hij het werk van Guido Gezelle kennen. Dat alles zet hem opnieuw aan tot schrijven. Veel gedichten uit Eerste Verzen komen op Rolduc tot stand.Ga naar eind22 Zijn poëziedebuut maakt Felix Rutten in 1900 in Dietsche Warande onder het pseudoniem Ulr. J.F. den Tex. Spoedig vindt hij met zijn werk ook de weg naar Het Jaar- | |
[pagina 31]
| |
boekje van Alberdingk Thijm, Almanak voor Nederlandsche Katholieken en Van onzen Tijd, daarbij gebruikmakend van de schuilnaam W. d'Hoop. Pas zijn debuutbundel Eerste Verzen durft hij onder eigen naam te publiceren. Daarna zal hij niet anders meer doen.Ga naar eind23 De debuutbundel is verdeeld in vier secties: Jaargetijden, Voor de liefste, Uit het boek der bruid en In Memoriam. De onderwerpen van de gedichten zijn heel divers. Het gaat zowel om natuurlyriek, liefdespoëzie, stemmingsgedichten, religieus werk als de romantische verwoording van zielenroerselen. De vorm waarin hij ze vervat, is vaak die van het sonnet. Net als zijn eertijdse inspirator Lamartine probeert hij ze een muzikaal ritme mee te geven. Een goed voorbeeld is het negentiende gedicht uit de sectie Voor de liefste:
Gelijk in 't blanke diep de hooge zon
Zich spiegelt, paarlen plengend en koraal
En zuiver goud in zilvren waterschaal,
De wel omtoovrend tot een wonderbron:
Zoo start gij in mijn ziel met schoon gestraal
Van teedre liefde en met uw glimlach won
Ik, die tot nu toe enkel droomen kon,
Paarlend geluid en gouden godentaal.
Volhandig put ik uit mijn purpren vliet,
En sprenkel pracht van woorden om mij heen,
Met gulle golven gulpt mijn gulden lied.
Ik weet waaraan 'k dien overvloed ontleen,
Al vat ik nauw wat wonder me is geschied:
Gij spraakt het tooverwoord, en anders géén.Ga naar eind24
Die liefste is Mia Meuwissen (1880-1907) uit Susteren, een nichtje van zijn oud-klasgenoot Guus Lommen, dat geregeld bij de familie Rutten over de vloer komt. Niet duidelijk is sinds wanneer hij haar kent, maar waarschijnlijk al voor 1900. De eerder genoemde ‘oom’ Jules meent namelijk dat zij één van de redenen is voor Felix' besluit om geen priester te worden. In elk geval correspondeert hij met haar tijdens zijn studiejaren in Leuven en Luik. In haar brieven noemt ze hem ‘mijn dichter’ en toont ze zich steeds blij en trots als hij weer een gedicht voor haar heeft geschreven.Ga naar eind25 De reacties van de literaire kritiek op Eerste Verzen zijn verdeeld. M. Poelhekke laat in het blad Stemmen onzer Eeuw weten dat de verschijning van de bundel hem ‘een ware vreugde’ is geweest ‘en de lezing ervan niet minder’. Hij vindt alleen dat de dichter af en toe wat te uitbundig is en te veel woorden nodig heeft.Ga naar eind26 Maria Viola daarentegen kraakt in Van onzen Tijd de bundel. Ze is bepaald niet mild en spreekt van ‘de oppervlakkigheid van Rutten's niet zoozeer onzuivere als wel doorgaans grove en bonte versmuziek’. Hij gaat | |
[pagina 32]
| |
volgens haar te zeer in op de ‘verlokkingen van schijn-rijkheid en uiterlijk gerucht’.Ga naar eind27 De al genoemde pater Van Well denkt er heel anders over. Blijkens een artikel van zijn hand in Dietsche Warande heeft Felix Rutten ‘eene bijna huiveringwekkende vaardigheid van verzen schrijven’. Van Well is echter niet objectief. Hij kent de debuterende dichter en geeft hem nogal indringende adviezen op schrijftechnisch gebied.Ga naar eind28 De naam van Felix Rutten als veelbelovend katholiek dichter is met Eerste Verzen gevestigd. Zijn muze Mia Meuwissen kan er niet lang van meegenieten. Zij sterft op 27 september 1907 aan tuberculose. Hij is er kapot van en uit zijn verdriet door het schrijven van een nieuwe stroom aan haar gewijde gedichten.Ga naar eind29 Eén ervan heet eenvoudigweg Aan Haar en bevat de volgende slotstrofen:
Geliefde, gij, die als een gulden ster
Nu op den stroom van tonen en geluiden,
Die mij omdeinen, drijft en stil en ver
Mijn aardsche wegen blijft bestendig duiden,
'k Leg u juweelgen naam, mijn koningin,
Mijn Muze, in 't goud des lieds voor eeuwig in.
Want gij, wier Schoon werd voor den tijd gedoofd
Maar stralend voor mijn droom staat en gedachten,
Moet leven na mijn leven en geloofd
Als daagraad zijn in schoone zomernachten,
Waar uw gedenken over Limburg zweeft.
Want ik zal sterven, maar uw lofzang leeft.Ga naar eind30
De gedichten vinden pas enkele jaren later hun weg naar de bundel Avondrood, die in 1913 uitkomt. Pater Van Well zorgt ervoor dat de bundel verschijnt en voorziet hem van een inleiding, waarin hij onder meer stelt dat haar dood ‘voor hem de opgang tot het priesterschap der hooge kunst, het groot-dichter zijn’ betekent.Ga naar eind31 De critici denken daar niet allemaal zo over. Volgens Karel van de Woestijne in De Amsterdammer is ‘echte dichterlijke persoonlijkheid bij Rutten zoo goed als afwezig’. Israël Querido vindt in het Algemeen Handelsblad dat het de bundel ontbreekt aan ‘ziel en levensdiepte, en den zuiveren adem van den geboren kunstenaar’.Ga naar eind32 Hoe dat ook zij, de verschijning van Avondrood is voor Felix Rutten de verlate afsluiting van een moeilijke periode in zijn leven. De bundel is grotendeels al in 1909 klaar, want in dat jaar liet hij zijn vriend Guus Lommen weten dat hij twee jaar lang ‘uitsluitend maar mét Haar en voor Haar geleefd’ heeft en dat het resultaat daarvan het ‘Boek van Herinnering voor Haar’ is.Ga naar eind33 Voor Avondrood het licht ziet, gebeurt er veel in het leven van Felix Rutten dat hem wegvoert van de tragische gebeurtenis met Mia Meuwissen. Nadat hij in 1909 de universiteit heeft verlaten, weet hij niet wat te gaan doen. In het leraarschap, wat gezien zijn oplei- | |
[pagina 33]
| |
ding voor de hand ligt, heeft hij geen trek. Zijn vader is zo vriendelijk hem de tijd te geven over zijn toekomst na te denken. Hij krijgt een jaar om een besluit te nemen.Ga naar eind34 In dat jaar ontmoet hij Sophie Unger, de Noorse waar veel minder over bekend is dan over de Sittardenaar. Ze wordt op 28 mei 1874 in het dan Kristiania geheten Oslo geboren als dochter van de architect Olaf Unger en Karen Lund. Vader is eveneens in Oslo geboren, terwijl moeder afkomstig is uit het plaatsje Reine op de eilandengroep Lofoten in het noorden van Noorwegen. Olaf Unger staat - en dat zou pater Van Well deugd hebben gedaan als hij het geweten zou hebben - bij de burgerlijke stand ingeschreven als katholiek. Dat is heel bijzonder, want in die tijd is maar één promille van de Noorse bevolking katholiek. Karen Lund is protestant en haar kinderen ook. Buiten Sophie, het oudste kind, hebben Olaf en Karin nog een zoon (Erik) en drie dochters (Vally, Molle en Olga). Waarschijnlijk bestaat er zoiets als een kunstzinnig klimaat in huize Unger, waardoor Sophie behoorlijk wat opsteekt van de cultuur en de literatuur van haar vaderland. Nadat vader Unger op jonge leeftijd overlijdt, verhuist moeder met de kinderen terug naar Reine op de Lofoten. Grootvader Lund is vishandelaar. Hij droogt vis en exporteert die naar Zuid-Europa. Ook bezit hij grote stukken grond op de eilanden. Als grootmoeder Lund sterft, huwt hij opnieuw. Vervolgens overlijdt ook opa en is de familie Lund al haar bezittingen kwijt aan diens tweede vrouw.
Kabeljauw hangt op de Lofoten te drogen en wordt zo stokvis.
| |
[pagina 34]
| |
Op de Lofoten volgt Sophie Unger een opleiding tot telegrafiste. Ze werkt enkele jaren in de havenplaats Lødingen om vervolgens rond 1909 naar Minde bij Bergen te verhuizen. Daar woont ze bij familieleden. Ook in de stad aan de Noorse westkust is ze actief als telegrafiste. Van de Noorse overheid mag ze niet veel later een half jaar door Europa gaan reizen om diverse talen onder de knie te krijgen.Ga naar eind35 |
|