Een Noorse liefde. Het weggestopte verlangen van Felix Rutten
(2012)–Adri Gorissen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
2 Kennismaking in SittardMeer dan een half jaar eerder, zo eind december 1909, komt Sophie Unger voor het eerst in beeld bij Felix Rutten. Zijn mentor, de jezuïetenpater Jos van Well (1866-1943), stuurt hem vanuit retraitehuis Manresa in Venlo, waar hij werkt en woont, een brief. Dat gebeurt wel vaker, want ze onderhouden al jarenlang een uitvoerige correspondentie waarin de pater zich niet alleen opwerpt als zijn geestelijke leidsman, maar ook als zijn literaire geweten. Hij geeft uitvoerig commentaar op de gedichten van Rutten en vertelt precies wat hij anders moet doen. De twee kennen elkaar van het door jezuïeten geleide Sittardse Aloysiuscollege, dat Felix van 1893 tot 1900 bezoekt en waaraan Jos van Well tussen 1893 en 1896 Duits, Nederlands en aardrijkskunde doceert. Vanaf 1900 werkt de pater opnieuw enige tijd in Sittard, waar hij een goede vriend van de aan de Markt wonende familie Rutten wordt. Hij heeft meer van die beschermelingen, zet zich bijvoorbeeld enkele jaren later ook in voor de Maastrichtenaar Pierre Kemp, waarvan hij eerst de schilderskwaliteiten bevordert en vervolgens diens poëtische talent.Ga naar eind1 In zijn brief van eind december meldt Van Well in Venlo drie Noorse dames te hebben leren kennen. Ze zijn in de kost bij de ursulinen, die op een steenworp afstand van retraitehuis Manresa hun klooster hebben. De vrouwen zijn telegrafistes en hebben van de Noorse overheid een half jaar vrijaf en geld gekregen om in het buitenland talen te gaan
Pater Jos van Well.
leren, iets wat in hun beroep natuurlijk goed van pas komt. Veel Noorse meisjes die niet van welgestelde afkomst zijn, proberen op die manier toch een prima scholing te krijgen. Van Well heeft met één van de drie het meeste contact. Waarschijnlijk geeft hij haar Duitse les, want dat is een van de talen die ze onder de knie probeert te krijgen. Hij is vrij positief over haar, want hij schrijft aan Felix Rutten: ‘Zij is Luthersch, doch braaf en vroom, nobel en goed. Als zij Katholiek was, zou ik niet wachten je met haar in aanraking te brengen: 't zou dan een ideaal-vrouw voor je zijn. Ook de beide anderen, die ik slechts oppervlakkig ken, maken een zeer gunstigen indruk, ofschoon zij ook Luthersch zijn.’Ga naar eind2 | |
[pagina 14]
| |
Januari 1910 is hij in een volgende brief nog positiever. ‘Ik heb met mijn Noorsche kennisje een beetje Deensch en Noorsch gelezen: Jörgensen en liederen van Ibsen. Maar onze lessen liepen bijna altijd uit op godsdienstige disputen. Als dat kind ooit Roomsch werd (maar dat zal nog zoo gauw niet gebeuren) dan zou ik onder alle meisjes die ik ooit ontmoet heb geen betere vrouw voor je weten. Ze is zo'n goed nobel, braaf, rein kind, met groote talenten, met een passie voor schoonheid en een nog grooteren ijver om steeds beter te worden.’
Het ursulinenklooster in Venlo.
Ondanks Van Wells huiver om Felix met de Noorse in contact te brengen, overweegt hij toch even haar naar de Franse zusters in Sittard te sturen. Zijn beschermeling kan haar dan Frans leren en zij hem Noors. Ze gaat echter op 1 februari naar Brussel om er Franse conversatie te oefenen en een aantal literatuurlessen te volgen. ‘Maar 't is misschien goed dat het plan niet te verwezenlijken was’, stelt hij dan. Om te vervolgen: ‘Als zij Kath. werd voordat gij kennis hebt, dan geef ik jullie zeker eens gelegenheid elkaar te leren kennen. Ik geloof, dat zij voor u een ideaal-vrouw zou zijn. Zij denkt nooit te trouwen, of zij moest een man vinden waar zij heel hoog tegen op kan zien.’Ga naar eind3 De mogelijkheid van het wederzijds lesgeven blijft blijkbaar door het hoofd van de jezuïet spoken. Als een van de andere bij de ursulinen verblijvende Noorse meisjes plotseling niet naar Parijs kan om er Frans te leren en een maand langer in Nederland moet blijven, zorgt hij ervoor dat ze bij de Franse zusters in Sittard terechtkan. Ze kan daar echter maar één uur per dag Franse les krijgen en nog wat conversatie. Dat vindt hij wat weinig en daarom denkt hij opnieuw aan zijn Sittardse pupil. In een brief van begin februari vraagt hij om hulp. | |
[pagina 15]
| |
‘Ik sprak haar over u en zei haar dat ik je wel wilde voorstellen: dagelijks een paar uren Fransch te geven aan haar, indien zij u dan een paar uren Noorsch daarvoor in ruil wilde geven. Ja, dat wilde zij heel graag. Zij moet het een beetje zuinig aanleggen. Voel je daar iets voor? Zij is 35 jaar oud, Luthersch juist als de beide anderen. Zij is, voor zoover ik haar ken, minder sympathiek dan degene die is vertrokken en ook dan de derde die nu achterblijft. Er is dus voor u, geloof ik, geen gevaar om verliefd te worden. Je moet echter vragen wat Pa en Ma er van denken. Je kunt zeker in één maand, met wat zelfstudie erbij, van haar vrij veel Noorsch leeren. Zij zou Ibsen etc. met je lezen. Zij is, al staat ze intellectueel veel lager dan mijn eigenlijke kennisje (die nu naar Brussel is) toch hoog genoeg om wat te begrijpen en te voelen van poëzie. Die Noren lijken mij een echt dichterlijk ras en allemaal sympathieke gevoelsmenschen. Antwoord mij onmiddellijk (...).’Ga naar eind4 In een volgende brief heeft de pater opeens weer wat koudwatervrees, weet hij niet of hij beiden wel met elkaar in contact moet brengen. Eerst vertelt hij echter, waarschijnlijk op verzoek van Felix Rutten, wat meer over haar. ‘Neen, ze is niet té onsympathiek; integendeel. Maar ik ken haar zoo weinig, veel minder dan de beide andere. Doch ze maakt van de drie de minst diepe indruk. Ze is ook armer aan talenten dan de beide andere, oordeelend naar de indrukken die het drietal op mij en hunne omgeving maakte. Ze is niet jong meer, ± 10 jaar ouder dan jij, schat ik. Haar familienaam is Unger, haar voornaam weet ik niet eens. Ik ben met haar nog niet over “Fräulein” of “Frøken” heengekomen, en dat zal ook zoo wel blijven. Ze is anders een eenvoudig, tegoedertrouw kind.’ Dan wordt Van Well echter heel serieus. ‘Maar nu moet ik eens even heel ernstig met je praten ter voorbereiding van je heele verhouding tot haar’, schrijft hij. ‘Jij bent een onstuimige enthousiast en optimist (en daar heb ik je des te liever om, dat weet je wel). Maar toch maakt me dit altijd een beetje bezorgd over je omgang met vrouwen. Ik heb een heimelijke angst, dat Frøken Unger, die mij “ein wenig schwärmerisch angehaucht” schijnt, misschien een tikje verliefd zou worden, en daardoor zou op zijn minst hare gemoedsrust uit het evenwicht worden gebracht. En dat alleen zou mij levenslang leid kunnen doen.’ De jezuïet gelooft niet dat Felix op haar verliefd zal worden. Die kans bestaat volgens hem bij de twee anderen wel. Frøken Unger is daarom naar zijn mening het minst gevaarlijk voor zijn beschermeling. Met andere woorden, hij is niet bang voor diens gemoedsrust, wel voor die van haar. ‘Daarom moet gij mij beloven, dat gij de alleruiterste voorzichtigheid en gereserveerdheid in acht zult nemen’, vervolgt hij zijn brief. ‘Ik ben het, die die combinatie heb uitgezocht tot uw beider litterair voordeel. Ik neem daardoor op mij ook ene zware verantwoording. Ik wil haar en u enkel goed doen. Ik ben mij zeer goed bewust van het min of meer gevaarlijke der positie waarin ik haar breng, maar ik weet ook, dat ik volkomen rekenen kan op uwe ridderlijkheid en dat gij liever sterven zoudt dan wetens en willens een schaduw te werpen op den levensweg van een vrouw, en zeker van zulk een vrouw met een nobel hart en die u bovendien door mij wordt toevertrouwd om haar enkel goed te doen en nog beter te maken.’ | |
[pagina 16]
| |
De markt in Sittard.
Van Well waarschuwt dat Sittard een stadje is waar veel babbelzieke mensen wonen. Hij zou het verschrikkelijk vinden als er over haar of hem wordt gepraat. Niet zozeer voor hen, maar vooral omdat het geklets als een boemerang bij hemzelf terug zal komen als de mensen er achter komen dat hij hen bij elkaar heeft gebracht. Hij mag vanwege zijn priesterschap niet voor ophef zorgen. Hij adviseert Felix dan ook nadrukkelijk haar niet van het station te halen, haar nooit naar het klooster te brengen en voor haar altijd leraar te blijven en niet méér. Ook haar zal hij vragen geen aanstoot te geven. De pater gaat zelfs zo ver - hij moet toch wel erg bang zijn voor amoureuze perikelen - om een eis aan zijn pupil te stellen. ‘Zij moet van u een hoogen, heiligen, versterkenden indruk krijgen (temeer omdat jij Katholiek bent, zij Lutersch) en tegelijkertijd den indruk van iets absoluut ongenaakbaars’, noteert hij. ‘Dit is een eisch die ik stel 1. om de vriendschap tusschen u en mij; 2. om het vertrouwen dat die dame in mij schijnt te stellen en in degenen die ik haar aanbeveel; 3. om de zware verantwoordelijkheid die ik op mij heb genomen.’Ga naar eind5 Voorzichtigheid blijft in zijn volgende brief troef bij Van Well. Ook haar heeft hij er nu op gewezen dat er veel wordt gepraat in Sittard. Als een ongetrouwde man en vrouw een paar keer met elkaar worden gezien, is dat al genoeg voor commentaar, vertelt hij. Het feit dat Felix haar lesgeeft, zal de tongen zeker losmaken. Daarom heeft hij haar tot omzichtigheid gemaand. Bovendien is haar duidelijk gemaakt dat het geen onhoffelijkheid is als Felix haar niet op straat zal begeleiden. In dezelfde brief geeft hij alvast adviezen voor de lessen. ‘Ik heb haar gezegd, dat jullie de lesuren maar eerlijk moet verdeelen b.v. 4 uur per dag (2 uur Fransch, 2 uur Noorsch, of 6 uur: 3 u. Fr. en 3 u. N., liefst om 't uur of om 't anderhalf uur afwisselend). Zij heeft geen | |
[pagina 17]
| |
andere Noorsche boeken bij zich dan een deel brieven van Kielland en Ibsen's “Peer Gynt” en “Brand”. Koop uit Reclam's Universalbibliothek de Duitsche vertaling van Peer Gynt 2309/10 en Brand 1531/32 oningebonden (20 pf. per nummer). Dat zal je bij de les goed te pas komen.’Ga naar eind6 Nu beiden goed voorbereid en geïnstrueerd zijn, kan Frøken Unger van het ursulinenklooster in Venlo afreizen naar dat van de Franse zusters in Sittard. Ze pakt de trein op maandag 7 februari en wordt door een zuster van het station gehaald. Al diezelfde avond gaat ze op bezoek bij de Ruttens. Het is maar een klein eind lopen van het klooster aan de Heinseweg naar het huis van de familie aan de Markt. Hoe die eerste ontmoeting tussen Felix Rutten en zijn Noorse leerling is verlopen, blijft gissen. Het kan bijna niet anders of beiden hebben alle waarschuwingen van pater Van Well onmiddellijk overboord gegooid. Er moet meteen sprake zijn geweest van een grote aantrekkingskracht, misschien wel van liefde op het eerste gezicht, al zullen beiden dat natuurlijk nooit direct hebben uitgesproken.Ga naar eind7 In elk geval schrijft Felix vrij snel na de ontmoeting al aan zijn mentor om na te gaan hoe streng de door deze uitgevaardigde omgangsregels zijn bedoeld. Die antwoordt: ‘Ja, je hebt mij goed begrepen. Ik heb dien modus vivendi zo streng mogelijk opgezet in theorie, wel wetende dat die in de praktijk niet zóó pruisisch zou doorgevoerd worden. Als ge het “fortiter” en “suaviter” in juiste doses laat mengen door de wikkende en wegende “prudentia” dan ben ik vanzelf met alles tevreden.’Ga naar eind8 Meer hebben Felix en Sophie Unger niet nodig. In de weken die volgen, in februari en maart 1910, zoeken ze zoveel mogelijk elkaars gezelschap op, en niet alleen om flink samen te studeren. In de brieven die Sophie hem in de jaren erna stuurt, refereert ze veel aan hun tijd samen in Sittard. Op die manier wordt duidelijk dat ze de Ruttens ook zomaar bezoekt. Dat gebeurt vooral op zondag en moeder Rutten schotelt haar dan zelfgebakken vlaai voor. Het is op die zondagen erg gezellig, want het is dan druk in huis. Drie vriendinnen van moeder, de dames Breuning, zijn ook van de partij. Er wordt samen muziek gemaakt en na de koffie staat er een gezamenlijke wandeling op het programma. Al snel trekken Felix en Sophie zich niks aan van de sommatie om niet samen over straat te lopen in het in die tijd nogal kleinsteedse en benauwde Sittard. Ze maken tal van zwerftochten door het stadje, maar vooral in de omgeving. Het zijn zonnige weken. Tijdens de wandelingen wil ze hem vertellen over Noorwegen en de Noorse literatuur, maar meestal schiet het erbij in. Ze voelen de lente komen en die doet wat met hen. Soms vergeten ze de tijd en komen pas na zevenen 's avonds terug, waardoor de Franse zusters in angst zitten over hun logee.Ga naar eind9 Het vaakst maken ze uitstapjes naar de Kollenberg, een heuvel aan de zuidoostkant van de stad waarop de uit 1675 daterende Kapel van de Heilige Rosa staat. Zeven kleine voetvallen flankeren het pad ernaar toe. Er zijn nog meer holle wegen die bergopwaarts klimmen. ‘Met den Kollenberg vangt Zuid-Limburg aan’, schrijft Felix Rutten zelf een jaar later. ‘De rimpelende beweging, die wentelt door de velden rondom, is hier plotseling opgestaan als in een bolle golf, in heur breed gebaar verstild tot een koepelvormige | |
[pagina 18]
| |
hoogte. 't Is de eerste grondverheffing van 't zuidelijk immer hooger-heuvelende land, het eerste uitzichtspunt over het eigenaardig Limburgsche.’ De natuur gaat zijn gang op de Kollenberg. Er staan knotwilgen, olmen, beuken en populieren, omslingerd door klimop en bramen, en er zijn hier en daar zandgaten. Vanaf de heuvel zie je Sittard liggen en de dorpjes en gehuchten in de omgeving. Het is er nog zo ongerept, dat Sophie de heuvel al snel heeft omgedoopt tot ‘ons Noorwegen’. Ze herkent er veel van de woeste natuur van haar thuisland.Ga naar eind10 Ze zitten veel samen op de Kollenberg en zien - ondanks de angst van de zusters voor het te laat komen - de zon ondergaan. Als ze de eerste, nogal vroege, anemoon van het jaar vinden, plukt Felix haar, houdt haar voorzichtig in beide handen en kust de bloem dan. Het is een prachtige lente, die Sophie later als de gelukkigste tijd van haar leven zal betitelen. Tijdens hun zwerftochten en bezoeken aan de heuvel nemen de gevoelens voor elkaar toe.Ga naar eind11 Hoewel hij in Venlo op een afstand zit, ontgaat het pater Van Well niet dat er iets opbloeit tussen beiden. Precies wat hij heeft willen voorkomen lijkt te gebeuren. Al zijn waarschuwende woorden zijn mogelijk voor niks geweest. Dat kan hij niet zomaar toestaan en daarom reist hij af naar Sittard. Van tevoren heeft hij Sophie en Felix geboden hem te ontmoeten op het station. Daar kijkt hij beiden onderzoekend aan, maar kan niet echt achterhalen wat er speelt. Na zijn bezoek lopen beiden lachend naar huis. Er is veel meer aan de hand dan de pater vermoedt.Ga naar eind12
De Kollenberg: het ‘Noorwegen’ van Felix en Sophie.
| |
[pagina 19]
| |
Aan de mooie tijd samen komt echter een eind. Omstreeks 20 maart moet Sophie Sittard weer verlaten om haar studietoer door Europa te vervolgen. Frankrijk is, zoals eigenlijk al eerder, het doel. Eerst bezoekt ze nog samen met Felix Luik. Samen dwalen ze door de stad, voordat ze op de trein naar Brussel stapt. Hij geeft haar bloemen bij het afscheid, dat waarschijnlijk niet echt gemakkelijk is.Ga naar eind13 Wat er emotioneel met hen is gebeurd tijdens de weken in Sittard, wordt heel goed duidelijk uit de drie brieven die zij hem stuurt vanuit Parijs, waar ze op dinsdag 22 maart is gearriveerd. In de aanhef van de drie brieven noemt ze hem achtereenvolgens: Silly Boy!, Allerliefste Felix en Lieve Felix.
Sophie's eerste brief vanuit Parijs.
In haar eerste brief, van donderdag 24 maart, schrijft ze: ‘Ik ben absoluut niet enthousiast hier te zijn. Het is zo moeilijk om mooie dingen te vinden nu ik alleen ben. Weet je, ik ben zó verwend in Sittard. Ik wens elke dag dat je hier was en dat we samen konden wandelen zoals in Luik. Dan zou de zon vast weer schijnen! Denk je niet? Dank voor je kaart. En nog eens dank voor alles, voor alle heerlijke dagen die we samen hebben doorgebracht. Ik zal ze nooit vergeten. (...) Het is zo moeilijk om hier mezelf terug te vinden. Dat is misschien omdat “ik een lieflijke droom heb over de zon en over de geur van viooltjes”. Doe de groeten aan “Noorwegen” en de zon en onze trollen.’Ga naar eind14 De tweede brief, een dag later geschreven, is veel stelliger: ‘Elke avond voordat ik ga slapen, lees ik je twee gedichten en in Heine - en dadelijk ben ik in mijn gedachten en dromen weer in Sittard en bij onze heerlijke tochtjes. Ik besefte nog niet hoe goed ik het met jou had, voordat ik hier kwam en alles voorbij was. “Voorbij”, kun je je zo'n gruwelijk woord voorstellen? Wat ik allemaal heb gehad en heb verloren, dat besef ik nu pas - en ik lijd. Ik lijd omdat ik alleen ben en zo ver weg van jou. Hier schijnt de zon, maar dat schenkt me geen vreugde - er is überhaupt niets dat me vreugde schenkt.’ De brief vervolgt ze een dag later: ‘Wat heb ik verlangd naar een brief van jou, en vanmiddag, net toen ik uit zou gaan, kwam ik op de trap de postbode tegen, van wie ik je brief kreeg. Duizendmaal dank, mijn beste. Dank voor de viooltjes - dank voor alles wat je schrijft, en ook voor wat je niet schrijft maar wat ik aanvoel en tussen de regels door lees. Je hebt me blij gemaakt met je brief, maar toch ben ik ontzettend droevig, en ik moest huilen | |
[pagina 20]
| |
toen ik hem las. Is het menselijk hart niet iets onbegrijpelijks? Ja, Felix, nu ben je vrij, weer vrij - waarom ben je dan niet blij? Jij bent dom, ik ben dom, en de hele wereld is ontzettend dom! - Oef! Je zegt dat ik zoveel van je heb afgenomen, dat je je nu vreemd en eenzaam voelt in je eigen land. Ja, dat is waar, ik heb veel genomen, maar niet meer dan wat jij me hebt gegeven en wat ik met een goed geweten mag nemen, op grond van wat ik zelf heb gegeven. Mijn vriend, ik geloof dat je geen idee hebt wat ik bij jou heb achtergelaten van mijn ziel en van heel mijn wezen. Jij was zo sterk, je eiste zo veel - en ik heb je zoveel van al mijn rijkdom geschonken dat ik op het laatst bijna niets meer over had voor mezelf. Slechts één keer eerder in mijn leven heb ik zoveel van mezelf gegeven. Zoals ik je al eerder heb gezegd, open ik me niet gemakkelijk voor iemand, maar áls ik dat eenmaal doe, doe ik het volledig, zonder voorbehoud - en zonder het op een akkoordje te gooien.’ Gelukkig krijgt pater Van Well deze brief niet onder ogen, want duidelijker kan iemand die verliefd is zich niet uitspreken. Maar de brief is nog niet af: ‘We hebben geleefd in schoonheid en harmonie - jij en ik; zal die tijd ooit weer komen? En zul jij ooit zo schoon worden als degene die je was? Jij zegt: “au revoir”! Ja, dat kan ik ook zeggen, maar ik geloof nooit iets, hoop nooit iets, want het ontglipt me. Je vraagt of ik niet terugkom. Och lieve, op dit ogenblik zou ik met vreugde mijn koffer pakken en terugkomen met de eerste trein, als jij geroepen had - en als de wereld niet zo was als ze is! Er is immers een wet die boven mijn hart staat, dat weet je.’ Hoe Felix Rutten op deze ontboezemingen reageert, is zoals gemeld helaas niet overgeleverd. De kaarten en brieven die hij Sophie schrijft, zijn niet bewaard. Wel is het duidelijk dat hij haar in het Noors schrijft. De lessen die ze hem heeft gegeven zijn niet voor niets geweest. In de brieven van Sophie duikt ook voor het eerst zijn plan op om naar Noorwegen te gaan. Ze is bang dat hij teleurgesteld zal zijn over haar land en haar volk, want hij verwacht er veel van.Ga naar eind15 Een week later begint ze aan haar derde brief uit Parijs, die ze echter pas op 10 april 1910 voltooit. De tijd ontglipt haar in Parijs, laat ze hem weten. Opnieuw komt zijn mogelijke tocht naar Noorwegen ter sprake: ‘En wanneer komt Noorwegen nu aan de beurt? Ik verheug me erop om je daar te ontmoeten, want ik heb je zoveel te vertellen, zowel over mijn gedachten als over mijn belevenissen. En ik heb geen tijd om alles op te schrijven, snap je. Als ik terugdenk aan de tijd in Sittard, herinner ik me duizenden dingen. Ik had je moeten vertellen over Noorwegen en onze literatuur. Maar mijn gedachten werden zo in beslag genomen door de lente en de zonsondergang, dat ik mij niet kon losrukken.’ In de tussentijd heeft ze ook met Van Well gecorrespondeerd. Hij heeft geprobeerd om hen via zijn brieven aan te sturen, maar dat is, getuige haar brief, mislukt. ‘Maar het verbaast me dat hij geen diepere mensenkennis heeft. Of komt het misschien doordat wij Noren iets nieuws en onbekends voor hem zijn, zodat het hem moeite kost om ons helemaal te doorgronden.’Ga naar eind16 Ze zit mis. De geestelijke heeft nu wel degelijk in de gaten wat er speelt. In een brief van begin april laat hij aan Felix weten nog eens contact met haar op te nemen om eindelijk duidelijkheid te scheppen. In een pennenvrucht van haar heeft ze de pater laten weten | |
[pagina 21]
| |
Felix Rutten ongeveer 25 jaar oud.
niet verliefd te zijn. Uit het vervolg daarvan blijkt volgens hem echter dat ze het wel degelijk is. Hij wil nu voor ieders gemoedsrust klaarheid en vraagt hem om een ontmoeting op 12 april in Venlo.Ga naar eind17 Of dat treffen er is gekomen, is niet duidelijk. Wel ontvangt de pater niet veel later een briefkaart van zijn pupil en daarmee de klaarheid die hij zoekt. Felix schrijft hem te geloven dat Sophie verliefd is en hijzelf waarschijnlijk ook. Per kerende post reageert de pater op die ontboezeming. ‘Als ik zeker wist, dat zij een goede geschikte vrouw voor u zou zijn en dat gij elkander zeer gelukkig zoudt maken, dan zou ik daar niet zooveel op tegen zijn. Zij staat van de drie het dichtst bij het Katholicisme en zij zou, àls ze onze godsdienst bestudeerde, zeker in een korten tijd met volle overtuiging te brengen zijn tot de waarheid. Maar is zij de vrouw die gij hebben moet? Zij heeft zeker een hart van goud. Dat is zeker heel veel, maar is dat genoeg voor u? Zij is tien jaar ouder dan gij, heeft betrekkelijk weinig of geen artistieken aanleg en kan u dus slechts oppervlakkig bewonderen en begrijpen. (...) Nu zijt ge al, ondanks uwe en mijne voorzorgsmaatregelen, in moeilijkheden gekomen met de uiterlijk minst sympathieke van allen.’ Tot slot vraagt hij Felix hem eens heel eerlijk te schrijven hoe het met zijn hart en zijn ideeën voor de toekomst staat.Ga naar eind18 Een antwoord is niet bekend, maar wel pakt zijn beschermeling de plannen voor de nabije maanden voortvarend aan. Hij is in snel tempo een reis naar Noorwegen aan het regelen. Daarbij houdt hij haar tijdens haar verblijf in Sittard gegeven advies in gedachten. Als ze tijdens een gesprek over de toekomst zijn mogelijkheden bepraten, stelt ze hem voor naar haar land te komen en reisbrieven voor Nederlandse kranten te schrijven. Op die manier kan hij in zijn levensonderhoud voorzien. ‘Om mij staan er al de huizen van mijn vrienden voor je open’, verklaart ze. ‘Wees geen ezel en kom.’ Hoewel hij als dichter wat schrijfervaring heeft, is hij in de journalistiek een onbeschreven blad. Toch weet hij drie Nederlandse kranten van zijn kwaliteiten te overtuigen. Met De Nieuwe Rotterdamsche Courant, De Maasbode en De Tijd, het eerste een liberaal dagblad en de twee laatste katholiek, maakt hij afspraken over het aanleveren van artikelen over zijn reis naar en door Noorwegen. De contracten gaan in als hij vertrekt en gelden in ieder geval tot september van dat jaar. | |
[pagina 22]
| |
Nu is er nog maar één horde te nemen en dat is vader Rutten. Die slaat achterover als hij van de plannen hoort. De contracten met de kranten overtuigen hem niet. Zijn mening staat vast. Wat zijn zoon wil gaan doen, is krankzinnig, en hij wil er geen cent aan uitgeven. Dat hoeft ook niet, want Felix heeft het geld voor de heenreis al bijeen gespaard. Moeder Rutten is in tranen. Ze waant haar zoon voor altijd verloren. Die ziet evenwel de vrijheid wenken en zet door. Op donderdag 28 april 1910 springt hij in IJmuiden op het dek van vrachtboot de Sunpulp. Die voert hem naar het land van de middernachtzon en van Sophie.Ga naar eind19 |
|