Een Noorse liefde. Het weggestopte verlangen van Felix Rutten
(2012)–Adri Gorissen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
Deel 1: Felix en Sophie | |
[pagina 10]
| |
[pagina 11]
| |
1 Een dilemmaSamen zijn ze de hoogten rond Bergen ingetrokken. De stad aan de westkust van Noorwegen, zo fraai gelegen aan de Puddefjorden, omgeven door de zeven rotsgevaarten die voor haar naam hebben gezorgd. Het is halverwege augustus 1910 en de zon schijnt zoals die al weken doet, eigenlijk bijna vanaf het moment dat Felix Rutten er op 30 mei is aangekomen. Met zijn Noorse vriendin Sophie Unger, die hij in februari in zijn geboortestad Sittard heeft leren kennen, is hij omhooggeklauterd naar de berg Ulriken. En verder nog. Kronkelende veldwegen voeren hen vanuit de stad tussen huizen en boerderijen door en brengen hen langs bebouwde en met muurtjes van gestapelde stenen omheinde stukken grond naar boven. Daar verdwijnen de dennen, berken en jeneverbes en maken ze plaats voor varens, bramen, heidekruid en mos. Waar ze hun voeten neerzetten, schieten stenen weg. Water sijpelt bijna ongezien door en onder het groen. Nog hoger gaat het en zelfs de struiken verdwijnen. Rotsig is het nu, met losse steenplaten en keien. Hier bloeit nog de witte ijsranonkel, waarvan de blaadjes snel afvallen als ze de bloemen plukken. Schapen en geiten kijken verrast als ze naderen en gaan er dan snel vandoor. Dit is het echte hoogland: stil en verlaten. Hier ondergaat de bergwandelaar een melancholische eenzaamheid. Gelukkig zijn Felix en Sophie samen. Ze zoeken een plek om de stok en de rugzak neer te zetten, zich neer te vlijen en uit te kijken over Bergen en de zee. Die plek is echter niet zo snel gevonden. De route voert langs hellingen, over kleine hoogvlakten, door ravijnen en voorbij aan meren en watervalletjes. Al maar verder omhoog gaat het en heel in de verte zien ze iets blauws over de toppen schemeren, het blauw van de sneeuwlanden. In een gekke bui rent Felix Rutten telkens bergop naar de routemarkeringen die er zijn neergezet. Daar wacht hij dan al puffend op zijn Sophie. Dan is er plotseling het dalletje waar ze een mooi plekje vinden op het mos. Ze kijken naar de bergen aan de overkant, naar Lövstaken en Lüderhorn. Heel ver in de diepte ligt de stad tussen het water van de Puddefjorden en de Byfjorden. Het water schittert hen tegemoet, is als een oneindige vlakte van fonkelend zilver. Van de stad uit loopt een dal naar het zuiden, kilometerslang, met daarin meren en plassen, bossen en rotspartijen, landhuizen en dorpen. Maar alles is nu zo klein dat het een grote tuin met bloemperken lijkt.Ga naar eind1 Al vaker hebben ze tochten gemaakt in de omgeving van de stad. Altijd vinden ze wel een plek om samen te zijn, om stilletjes dicht bij elkaar te zitten, om zo maar gekke dingen te doen omdat ze verliefd zijn. Ze zijn gelukkig en onbekommerd. Felix vlecht vergeet-mij-nieten in haar haren, terwijl zij hem vertelt over haar land en de stad Bergen. Of over de eilandengroep de Lofoten voor de westkust van Noorwegen, waar haar familie vandaan komt en waar ze enige tijd heeft gewoond. Over literatuur, bijvoorbeeld de toneelstukken van Ibsen, zoals zijn beroemde Peer Gynt, en de gedichten van Björnson. Over de muziek van de drie jaar eerder overleden grote zoon van Bergen: Edvard Grieg.Ga naar eind2 | |
[pagina 12]
| |
Ze legt hem uit wat lengsel is. Het verlangen van de Noor om altijd ergens anders te zijn dan de plek waar hij op dat moment is, om te zien wat er achter de bergen is die zijn blikveld beperken en die hem benauwen. Een streven naar een wijdere, verdere, ruimere en bredere horizon, dat hem niet alleen de wereld instuurt, maar ook aanzet tot leergierigheid en het maken van muziek en schilderijen en het spelen van toneel. Het is een verlangen dat Felix tot het zijne heeft gemaakt, zeker na zijn in Noorwegen gezette eerste schreden op het pad van de journalistiek en zijn reizen door het fjordengebied en naar de Noordkaap.Ga naar eind3 Ook vertelt Sophie hem over haar avonturen tijdens de rest van haar reis door Europa. Een maanden durende reis om haar talenkennis te vergroten, waarin Sittard slechts een korte tussenstop is geweest. Niet zo maar een tussenstop, anders zou Felix nu niet naast haar zitten. De reis heeft haar naar Parijs gevoerd en vandaar naar Marseille. In die Zuid-Franse stad is ze op de Pollux gestapt, een Noors passagiersschip dat haar via de Middellandse Zee, de Atlantische Oceaan en de Noordzee uiteindelijk naar Bergen heeft teruggebracht. De stad waar ze als telefoniste en telegrafiste werkt op het postkantoor. Op de boot, zo laat ze hem af en toe weten, heeft de kapitein geprobeerd haar voor zich te winnen. Felix neemt hem niet serieus en maakt grappen over zijn toenaderingspogingen. Eerst maakt zij die ook. Als ze over hem praten, noemen ze hem gekscherend Pollux, naar het schip waarvan hij de baas is. Deze kapitein, Vilhelm Dreyer luidt zijn naam, is echter vasthoudend. Na haar terugkeer in Bergen stuurt hij haar een brief, en nog een, en nog een, steeds meer. Nu ze daar zo hoog in de bergen rustig zitten en hij een beetje wegdroomt, begint ze plotseling weer over de kapitein. Ze heeft een nieuwe brief gekregen. Niet zo maar een, want in die brief heeft hij om haar hand gevraagd. Hij wil met haar trouwen. Zelf is ze daar ook aan toe. ‘Ik ben op de leeftijd gekomen dat ik aan trouwen behoor te denken’, stelt ze ferm. Sophie benadrukt nog eens dat ze op 28 mei 36 jaar oud is geworden. ‘Een vrouwenleven zonder moederschap, zonder kinderen, mist zijn natuurlijke kroon’, voegt ze er even stellig aan toe. Felix Rutten, die op 13 juli nog samen met haar zijn 28ste verjaardag heeft gevierd, blijft stil. ‘Wat denk je ervan?’ vraagt ze.Ga naar eind4 |
|