De poësy van de geest en deugtryke juffrouw G. Gordon de Graeuw(1710)–Geertruijd Gordon de Graeuw– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 255] [p. 255] Ter verjaaring van den Hr. H. de Gr. VAn Vrouwtjes en haar Sex, die sig in Rym doen hooren Door een geleende pen, die 't heel schroomhertig doet; Wort gy ô Drost de Groot op sulk een wys gegroet, Als die de plaats nu houwt van onsen Jongst-gebooren: De straffe Louwmaand, die de stroomen houd bevrooren Maakt dat gy in den Haag van daag verjaren moet; Als die in 't veertigste set heden uwen voet, Onkundig van 't getal, uw leeftyd nog beschooren. Dog dees onsekerheid moet nooyt geen vreugde stooren; Wie wys is reekent niet na 't lang of kort, hoe goet Of quaad syn leven is, maar na 't gerust gemoed, Dat hem verselt, schoon goed, en leven wort verlooren: Dit wort u toegewenst, en toegekent; een soet Dat Hemels is, en dat geen dwaas weet na te spooren. Siet hoe Suster Vrouw en Nigt Sig ontlasten van haar pligt; 'T is opregt al is 't niet Drostlijk: En hoe kleyn in syn waardy, Doet hier een verjaartaart by, Druyve trantjes maken 't kostlijk. Vorige Volgende