De poësy van de geest en deugtryke juffrouw G. Gordon de Graeuw(1710)–Geertruijd Gordon de Graeuw– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Over Juffr. F.H. haar weder gesondwording. 1. ALs Francoise scheen gekomen Op de kant van 't donker graf, Wasse in en op-genomen Door den troost dien God haar gaf; En het vogt dier vreugde-stroomen Vloeyt van hare lippen af: 2. 't Valt in 't herte door de ooren Van die om haar Siek-bed staan; Alsse met verbaastheid hooren, Hoe die ziel is aan-gedaan: Om haar schielijk te bekooren Mee met Haymans t'huys te gaan: 3. Die niets doet als hem te roemen Wiense in syn Soon behaagt; Diense derft haar eygen noemen; Waar op datse 't rustig waagt: [pagina 231] [p. 231] Wyl haar niemand kan verdoemen Om het Zegel datse draagt. 4. Maar Gods wysheid die daar boven 's Menschen leeftyd schikt en weet, En haar leven door Gelooven Onder ons nog dienstig meet, Heeft den uytgang nog verschooven Van die ziel, soo reys-gereet. 5. Eed'le Geest! dees weder-keering Tot gesontheid sien wy aan Danklijk onder syn regeering, Die u nog een poos doet staan, Om uw Naasten (hem ter leering, En vertroosting) voor te gaan. 6. Als gy hem met ernst doet merken Op dien vasten Rots-steens grond; Die uw hert tot troost kan sterken In uw schynb're stervens stond: Dat gy, sonder uwe werken U een lid van Jesus vond. Vorige Volgende