De poësy van de geest en deugtryke juffrouw G. Gordon de Graeuw(1710)–Geertruijd Gordon de Graeuw– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Lust in on-lust. TValt lastig voor een Ziel, op 't eeuwige geset, Waar vanse in 't hooren, en in 't peynsen wierd verslonden, Te worden door den drang van Aards bedryf verlet, [En] aan de dienstbaarheid der ydelheid gebonden: [A]an werk dat hand nog oog, en dus geen herssens vry [En la]at, (of 't hert al poogt den slommer door te breeken) [Op] Paulus wys, aan wien syn Tente-makery [Wat h]inderde om het Woord der Zaaligheid te spreeken. [Maar] in die lastigheid, kan nog een soort van lust [Sig op] doen nu en dan, met innig stil genoegen; [pagina 218] [p. 218] Om dat den geest die heel in 't eeuwige berust, Met onderwerping, sig na 't hoog beschik kan voegen. Die sterke volgsaamheid vertoont meer kragt van geest Als 't domme Volk bemerkt; dat na 't gesigt der oogen Syn vonnis doorgaans velt; dat alles hoopt en vreest Uyt een verkeert begin, in al syn doen bewoogen. 'T soekt sig, en syn vermaak, en niet 't geen Godes is; Daar 't hert eens Christens in een beter plaats gelegen, Uyt ondervinding selfs van 't geen hem lastig is, D'uytnementheid van syn verandering leert wegen. Sie hier volvaardigheid met sterke tegenkeer, En 't soet, en 't bitter, sig tot aangenaamheid mengen! Myn Scheppers wil te doen is 't dat ik dog begeer: Tot dat hy zal dit vlees volmaakt tot vryheid brengen. Soo dan ô morrend vlees! swyg hier ook Gode stil; 'K word dienstbaar, dog om dus myn vryheid te betoonen: My schickende op die post daar God my stellen wil: Tot dat ik t'eynde werks, met Christus in ga woonen. Vorige Volgende