De poësy van de geest en deugtryke juffrouw G. Gordon de Graeuw
(1710)–Geertruijd Gordon de Graeuw– Auteursrechtvrij
[pagina 216]
| |
Daar tegens een die gansch de schakel-reeks der tyden.
En al wat waarheid heet, vast in syn herssens heeft;
Dog nog geen waarheid kent, waar in men Gode leeft,
Die loopt al weet hy 't niet, het gansche spoor besyden.
Wat magt verbind my dan die eerste ziel te myden,
Die met een teer ontsag aan Jesus liefde kleeft,
En bid voor d'and're, die 't Geloof nog wederstreeft?
Men stelt 't voor-oordeel en afkeerigheid besyden,
(Dat boose net, waar aan de Duyvel altyd weeft)
Den Band der Broederschap is, Jesus te belyden.
Den Band der Broederschap is, Jesus te belyden!
Dog niet door blooten klank die op de lippen sweeft;
Terwyl het oordeel slaat de kern der zaak besyden,
Om dat het nog te vast aan 's vleeschs gevoelen kleeft,
En 't geen 't Geloof bevat verdenkt of tegenstreeft,
Quansuys om ergernis en dwaaling te vermyden:
Een rustig Christen kiest niet eygensinnig syde,
Nog blust nooyt vlas-wiek uyt, waar in een vonkje leeft
Van 't Godlijk vuur, als maar 't geen God beteekent heeft
(Door 't Doopsel) wort erkent; 't welk schaars valt in dees tyden.
Hoe weinig kennen sig opregt voor Gods gevryden!
Selfs daar men trots den naam van fyn Hervormden heeft.
Wie sig met ernst ten dienst syns Gods en Naastens geeft
Leer sulke, (is 't doenlijk) dog verstaan wat sy belyden.
|
|