De poësy van de geest en deugtryke juffrouw G. Gordon de Graeuw(1710)–Geertruijd Gordon de Graeuw– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 201] [p. 201] Over de Heylige Dry-Eenheid. HOe Een kan Dry zyn, en hoe Dry kan wesen Een, En weet ik door geen kragt van reden-kunst t'ontlêen; Maar ik versta en weet die waarheid door gelooven, Aan Gods getuygenis, waar aan 'k my onderwerp. Den geesteloosen mensch gaat dit te hoog, te scherp Al 't Goddelijke stygt zyn aards verstand te boven: Wyl hy het meetbaar; en 't onmeetlijke meet Door 't selve meet-snoer, en soo sot'lijk sig vergeet, Dat hy dat wonderlijk, dat al-begrypend wesen, Begrypen wil, als of een dropje d'Oceaan Vervangen woud; tot sulk een hoovaardy geresen, Hy maakt sig Rigter daar hy most ten oordeel staan. Vorige Volgende